hij had een flauw besef, dat hij er stellig nader kennis mee zou maken, maar antwoorden deed hij niet.
"Ze dienen om kleine jongens te leeren lezen en schrijven, en nu zal ik eens met dat onderricht beginnen. Je zult wel spoedig leeren. Kijk eens hier," vervolgde meneer Bonnycastle terwijl hij een boek met groote letters opensloeg en aan het begin van een hoofdstuk op een letter wees van wel een halven duim groot.
"Zie je die letter?"
"Ja," antwoordde Jaapje, wendde zijn oogen af en wriemelde met zijn vingers.
"Nu, dat is de letter B. Zie je 't? Kijk er nu goed naar, opdat je 't straks ook weet. Dat is de letter B. Zeg me nu eens, welke letter is 't?"
Jack besloot nu koppig te wezen, en gaf geen antwoord.
"Je weet 't dus niet? Welnu, dan zullen we eens zien, wat een van deze kleine vrienden er van weet te maken," zei meneer Bonnycastle en kreeg een stok. "Let wel, Jaapje, dat is de letter B. Nu, hoe heet die letter? Antwoord me onmiddellijk."
"Ik wil niet leeren lezen en schrijven."
Flap! kwam de stok neer op de schouders van Jaapje, die een luiden schreeuw liet en ineenkromp van de pijn.
Meneer Bonnycastle wachtte een paar seconden. "Dat is de letter B. Zeg me nu eens onmiddellijk, ventje, hoe heet die letter?"
"Ik zal 't aan ma zeggen!"--Flap!--"O j��! o j��!"
"Hoe heet die letter?"
Met open mond, hijgend en terwijl de tranen hem langs de wangen biggelden, riep Jaapje nijdig uit. "Houd op! Ik zal 't aan Saar zeggen!"
Flap! ging 't opnieuw en Jaapje gilde 't weer uit.
"Hoe heet die letter?"
"Ik zeg 't niet," griende Jaapje; "ik zeg 't niet--ik doe 't niet."
Flap--flap--flap! en daarop volgde een poos stilte. "Ik heb je zooeven gezegd, dat 't de letter B is. Hoe heet nu die letter? Zeg 't zonder dralen."
Bij wijze van antwoord deed Jaapje een greep naar den stok. Au! daar had hij 'm, welzeker, maar niet precies zooals hij 't gewild had. Jaapje greep nu het boek en smeet het in een hoek van de kamer. Flap, flap! Jaapje trachtte meneer Bonnycastle te bijten. Flap, flap, flap, flap! en Jaapje viel op het vloerkleed en brulde van de pijn. Meneer Bonnycastle liet hem toen een poos ongemoeid om hem gelegenheid te geven weer op zijn verhaal te komen.
Toen eindelijk het gegil van Jaapje in een zacht snikken overgegaan was, zei meneer Bonnycastle tot hem: "Je zult nu wel begrepen hebben, Jaapje, dat het geraden is te doen wat ik je vraag, want dat er anders klappen vallen. Kom, sta eens gauw op. Versta je me niet?"
Eer Jaapje het zelf wist, stond hij weer op zijn beenen.
"Zoo, dat is eerst een brave jongen; je ziet nu wel, dat je geen slaag krijgt, als je maar doet wat ik je vraag. Komaan, Jaapje, je moest het boek eens gaan oprapen, dat je daar ginds neergesmeten hebt. Gauw hoor, breng 't onmiddellijk hier!"
Jaapje wierp een steelschen blik naar meneer Bonnycastle en naar den stok. Al had hij ook nog zooveel lust om te weigeren, hij raapte het boek op en lei het op tafel.
"Goed zoo, mijn jongen; nu zullen we de letter B eens opzoeken. Hier is ze: wel, Jaapje, hoe heet die letter nu?"
Geen antwoord.
"Zeg 't me terstond," zei meneer Bonnycastle en hief den stok hoog op. Die aanmaning was Jaapje te machtig. Hij gluurde angstig naar den stok; ze kwam in beweging en daalde al. Buiten adem schreeuwde hij haastig: "B!"
"Juist zoo, Jaapje, heel goed. De eerste les is nu afgeloopen, en je gaat thans naar bed. Je hebt meer geleerd dan je zelf vermoedt. Morgen beginnen we opnieuw. We zullen den stok nu maar wegzetten."
Meneer Bonnycastle schelde en gaf last, dat men den jongenheer Jack naar bed zou brengen, en wel in een afzonderlijk kamertje. Avondeten mocht hij niet hebben, want een beetje honger zou morgen het leeren des te gemakkelijker maken. Alleen met pijn en honger kan men wilde dieren temmen, en dezelfde middelen moeten toegepast worden tot het onderdrukken van die hartstochten in den mensch, waardoor hij aan een redeloos dier gelijk wordt. Jaapje werd naar bed gebracht, ofschoon het pas zes uur was. Hij leed niet enkel pijn, maar ook zijn hoofd was geheel in de war; en geen wonder, al zijn leven had men hem zijn eigen zin laten volgen en tot op gisteren had hij nooit eenige kastijding ondergaan. Na al de liefkoozingen van zijn moeder en van Saar, die hij nooit naar waarde had weten te schatten--na het dagelijksch zich volstoppen en maar dooreten tot hij er van begon te walgen, zag hij zich nu ineens zonder moeder, zonder Saar, zonder avondmaaltijd, overdekt met builen, en, wat nog het ergst van alles was, zonder dat hij zijn eigen zin kon volgen.
Geen wonder dus dat Jaapje niet goed wist hoe hij
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.