Nauwelijks had ik "photographie" gezegd, of het heele huishouden
kwam aanloopen, ook de grootvader, die zeker nog nooit
gephotographeerd was.
Te goeder ure kwamen we in Elisenwaara. De weg, dien we gereden
hadden, was slechts bij gedeelten mooi, want witte berken vervelen op
den duur, als ze door geen ander hout worden afgewisseld en een meer
met dennen er om heen verliest zijn bekoorlijkheid, als twee uur lang
geen verandering in het landschap komt. Nog eens, Finland is geen
land voor toeristen, maar een land om op één plaats stil te blijven; het is
een land om te rusten en te droomen.
De trein bracht ons naar Sortavala, eene stad die op 't eerste gezicht niet
aanlokkelijk scheen en ook in werkelijkheid niet anders is dan een
kleine, vervelende provinciestad, aan een groot meer, het Ladoga-meer.
In verband met het vervolg van onze reis moesten we den geheelen
Zaterdag daar doorbrengen. Van geen enkele finsche stad, behalve
Helsingfors, heb ik een indruk van levendigheid gekregen, maar
Sortavala was het ergst van alle. In de hoofdstraat was niemand te zien
en de verlatenheid kwam nog sterker uit doordat de straat, evenals alle
finsche en russische straten, buitengewoon breed is. De huizen zijn in
de breedte gebouwd en meestal maar van één verdieping, de voordeur
is niet te zien, zij ligt achter de houten schutting, die den tuin omgeeft
en waar men door een overdekt hek binnenkomt. Aan alles merkt men,
dat de Finnen in huis leven, waarvan waarschijnlijk de lange winters de
naaste oorzaak zijn. Maar hoe vervelend Sortavala ook is, het heeft een
museum van finsche kunstnijverheid, dat zeer de moeite waard is,
gezien te worden en een schoolgebouw zoo groot en goed ingericht, dat
menige stad bij ons er een voorbeeld aan zou kunnen nemen.
Na Sortavala bezochten we Walamo; zoo heet een eilanden-groep in
het Ladoga-meer. Sedert het jaar 992 is er een klooster op Walamo,
door russische monniken bewoond. Het werd gesticht door twee
priesters van den berg Athos, German en Sergej, die, volgens de
legende op een molensteen naar het eiland kwamen drijven; zij vonden
het bevolkt met geheimzinnige wezens, die door hen werden verdreven.
Er zijn weinig berichten over de eerste tien eeuwen, gedurende welke
het klooster bestond. Men kan echter aannemen, dat het toen nog niet
streng georganiseerd was en voornamelijk diende als toevluchtsoord
voor kluizenaars. Later hebben de monniken getracht den
grieksch-orthodoxen godsdienst te verbreiden. Hun bekeeringswerk
begon in Karelië in het jaar 1227. In 1350 beproefde de zweedsche
koning Magnus Erikson Walamo te veroveren, maar door de gebeden
der monniken verging de vloot en alleen de koning wist zich te redden.
Hij werd in de kloosterorde opgenomen, maar stierf kort daarna.
Het nieuwe Walamo met zijne groote gebouwen en rijke kerken dateert
van 1842 en is gesticht door den Ignumen Damaskin, die toen aan het
hoofd van het klooster stond. Hij liet de oude kerken afbreken en er
nieuwe voor in de plaats zetten. De monniken kregen een beter
woonhuis en er werd een "hotel" gebouwd om de pelgrims te
herbergen.
Na langdurig informeeren gelukte het ons te weten te komen wanneer
de boot, die tot het klooster behoort en onder directie der priesters staat,
van Sortavala naar Walamo zou vertrekken. Men raadde ons echter aan,
eenige dagen te wachten op de finsche boot, omdat deze meer comfort
biedt. 't Was echter juist ons plan den Zondag op Walamo door te
brengen; wij konden dan aan een pelgrimstocht deelnemen en
zoodoende verscheidene heilige eilanden in de buurt bezoeken.
De Walaam, het priesterschip, waarop we dus terecht kwamen, was
alles behalve geriefelijk en daarbij in 't oogvallend vuil. Het eten was er
ook niet best en het was moeilijk om de stewardes, die tevens als
kellner fungeerde, te beduiden wat we wilden eten; het ging al even
weinig gemakkelijk haar aan 't verstand te brengen dat we drie
slaapplaatsen noodig hadden. Om haar aan te roepen wisten we niet
anders te doen dan het woord "baboushka" te gebruiken, d.i.
grootmoeder. Neen, men had ons niet voor niets tegen de Walaam
gewaarschuwd. Ook ons reukorgaan werd in 't begin onaangenaam
geprikkeld door de lucht van juchtleeren vetlaarzen, die alle Russen
dragen, en waarmee de boot als 't ware doortrokken was.
In den avond bezocht ik het ruim, waar de bedevaartgangers een plaats
hadden gevonden. Verbaasd bleef ik bij den ingang staan; wat was dat
voor een bonte opeen gehoopte menschenmassa in een onverdragelijk
warme atmosfeer! Daar zaten zij, dom, genoegelijk, met een passieve
uitdrukking op het gelaat, enkelen waren neergehurkt op den grond,
anderen zaten op hun bagage. Wat me dadelijk opviel was de
geëmailleerde theepot, die in geen van de groepen ontbrak. De
russische moeijik neemt dit artikel altijd mee op reis en aan alle stations
kan hij voor niets kokend water nemen uit een
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.