waarschijnlijk, wat belangrijker is, heel wat meer dan hij in
werkelijkheid gebruiken kan. Indien die machine de eigendom van
allen was, zoû iedereen er voordeel van hebben. Alle niet-intellectueele
arbeid, alle eentonige, vervelende arbeid, alle arbeid die te maken heeft
met weêrzinwekkende dingen en onaangename toestanden meêbrengt,
moet door machines verricht worden.
Machines moeten voor ons werken in de kolenmijnen, en den geheelen
sanitairen dienst verrichten, en stokers zijn op stoombooten, en de
straten reinigen, en boodschappen doen op regendagen en alle werk
bedrijven, dat vervelend en naargeestig is. Op het oogenblik
concurreeren de machines met den mensch. Onder behoorlijke
omstandigheden zullen zij den mensch dienen. Het valt niet te
betwijfelen of dit is haar toekomst, en volkomen als de boomen groeien
terwijl de landeigenaar slaapt, zoo zullen de machines alle
noodzakelijke en onaangename werk doen, terwijl de menschheid zich
vermaakt of door cultuur verfijnde ontspanning geniet (wat meer dan
eenige arbeid het doel behoort te zijn van den mensch), of bezig is
schoone zaken te vervaardigen of schoone dingen te lezen of eenvoudig
de wereld met bewondering en genot te aanschouwen. Het feit is dat
beschaving slaven noodig maakt. De Grieken hadden op dit punt een
juist inzicht. Als er geen slaven voorhanden zijn om het terugstootende,
afschuwwekkende, oninteressante werk te doen, wordt cultuur en
levensbespiegeling zoo goed als onmogelijk. Slavernij van menschen is
verkeerd, gevaarlijk en veronzedelijkend. Van de mechanische slavernij,
de slavernij der machines, hangt de toekomst der wereld af. En wanneer
wetenschappelijke mannen niet langer opgeroepen worden om in een
naargeestig East End slechte cacao te gaan uitdeelen en nog slechtere
dekens aan uitgehongerde menschen, zullen zij een genotvollen vrijen
tijd winnen om wonderdadige en verbazingwekkende dingen uit te
denken tot hun eigen verheuging en die van al de anderen. Er zullen
groote stapelplaatsen van kracht zijn in elke stad, voor elk uur waarop
men kracht noodig heeft, en deze kracht zal de mensch omzetten in
warmte, licht of beweging, overeenkomstig zijn behoeften. Luidt dit
utopisch? Een wereldkaart die Utopia niet in zich sluit, is het bekijken
niet waard, want zij laat het eenige land weg, waar de menschheid
telkens weêr landt. En na de landing kijkt men weder uit, en ziet weer
een beter land en gaat daarheen onder zeil. De vooruitgang is de
bemachtiging van het éene Utopia na het andere. Zooals ik dan gezegd
heb, zal de gemeenschap door middel van een georganiseerden
machinedienst gebruiksartikelen leveren, en zullen de schoone dingen
gemaakt worden door het individu. Dit is behalve de noodzakelijke,
tevens ook de eenig mogelijke weg om aan beide of van éen van beide
te geraken. Een individu dat dingen te maken krijgt voor het gebruik
van anderen en op dezer behoeften en wenschen te letten heeft, kan zijn
werk niet vervullen met die belangstelling waardoor hij het beste dat hij
in zich heeft in zijn werk leggen kan. Zoo vaak, aan den anderen kant,
een gemeenschap of een machtig deel daarvan of een of andere
regeering aan den kunstenaar tracht voor te schrijven wat hij te doen
heeft, dan gaat de kunst of geheel teloor, of verstart in vormen, of
ontaardt tot een lagen en onedelen vorm van handwerk. Een kunstwerk
is een op zich-zelf eenige uitkomst van een op zichzelf eenigen
gemoedsaanleg. Zijn schoonheid komt voort uit het feit, dat zijn maker
is wat hij is. Het heeft niets te maken met het feit dat andere menschen
behoeven wat zij behoeven. Van het oogenblik af dat een kunstenaar
gaat letten op wat andere menschen behoeven, en de navraag tracht
tegemoet te komen, houdt hij feitelijk op kunstenaar te zijn, en wordt
een vervelend of vermakelijk handwerksman, een eerlijk of een
oneerlijk koopman. Hij verliest zijn recht als kunstenaar te worden
aangemerkt. De kunst is de meest felle uitingswijze van het
individualisme die de wereld tot nu beleefd heeft, bijna zoû ik zeggen:
de eenige wezenlijke uitingswijze. De misdaad, die onder bepaalde
omstandigheden een schijn van individualistisch scheppingsvermogen
vertoont, moet kennis nemen van anderen en zich met hen bemoeien.
Zij behoort tot de sfeer der handeling. Maar alleen, buiten verband met
zijn buren, zonder zich met iemand in te laten, kan de kunstenaar
schoonheid beelden; als hij het niet uitsluitend voor zijn eigen genot
doet, is hij volstrekt geen kunstenaar.
Het verdient de aandacht dat de kunst juist zulk een felle vorm van
individualisme is, dat het publiek niet na kan laten te beproeven een
gezag over haar uit te oefenen, dat even onzedelijk als belachelijk is, en
even verderfelijk als verachtelijk. Het is niet geheel de schuld van het
publiek. Men heeft het publiek steeds in alle eeuwen slecht opgevoed.
Het vraagt voortdurend van de kunst populair te zijn, zijn gebrek aan
smaak te streelen, zijn ongerijmde ijdelheid te vleien, het te vertellen
wat het al duizendmaal gehoord heeft, het te vertoonen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.