Inaugureele Rede | Page 5

Hieronymus David Gaubius
lichamen door de natuur geschapen,
hun krachten en uitwerkingen, alles door zijn bepaalde oorzaak
teweeggebracht, weten of nasporen, worden Physici genoemd en deze
wetenschap van hen heet Physica, zeker niet het geringste onderdeel
der Wijsbegeerte in het algemeen genomen. Derhalve richt zij zich op
alles, wat onder het begrip "lichaam" valt, of daartoe herleid kan
worden, hetzij het allen lichamen gemeen is, hetzij enkelen in het
bijzonder eigen. Daar namelijk de niet nader te omschrijven Materie,
die in het bezit is alleen van de algemeene eigenschappen der lichamen,
in de natuur niet voorkomt en ook niet kan voorkomen, maar slechts
een beeld van onzen geest is, gevormd ter verduidelijking van een
theorie, de lichamen daarentegen, die inderdaad bestaan, alle op
zichzelf staande dingen zijn, d.w.z. zóó begrensd en bepaald, dat zij,
behalve dat dat algemeene begrip "Materie" op hen van toepassing is,

ook nog bijzondere andere eigenschappen bezitten, waardoor het eene
van het andere onderscheiden wordt en die maken, dat een lichaam juist
dat lichaam is en geen ander: daardoor is het helder en klaar, dat niet
slechts die algemeene gaven der Materie, maar wel in de eerste plaats
die, welke elk lichaam afzonderlijk eigen zijn, het voorwerp zijn van de
Physische studie, daar deze immers de lichamen door de natuur
geschapen beschouwt, naar dat zij werkelijk bestaan of kunnen bestaan.
De eigenschappen der lichamen worden krachten genoemd, voor
zoover zij geschikt zijn om zekere bepaalde handelingen teweeg te
brengen; uit deze vloeien verder, als uit de oorzaken, alle lichamelijke
werkingen voort, die wij waarnemen en die daardoor, ieder den
bepaalden aard van haar oorzaak volgend, zoo zij uit bijzondere
krachten zijn voortgekomen, ook zelf noodzakelijkerwijs bijzonder zijn,
maar daarentegen algemeen, als zij uit algemeene krachten zijn
voortgekomen.
Indien zich dus hierbij deze eenvoudige stand van zaken voordeed, dat
een voldoende reden voor alle mogelijke eigenaardige eigenschappen
van een lichaam gelegen was in zijn algemeene natuur, dan zou
voorwaar de physicus, behalve alleen de hulp der wiskunstenaars, niets
noodig hebben om zijn doel te bereiken. Want dezen hebben de meest
ware algemeene voorstelling van een lichaam gegeven en tevens de
meest nauwkeurige methode om daar uit te halen, al wat er in vervat is.
Maar hoeveel scheelt het inderdaad, dat dit zoo is! Een meer oplettende
beschouwing ontdekt in de lichamen zeker tallooze dingen, die zoo
door en door eigenaardig zijn, dat het schijnt, dat zij met het algemeene
karakter dier lichamen bijna niets gemeen hebben, behalve alleen het
voorwerp, waaraan beide eigen zijn. Indien nu iemand deze zaken,
wanneer zij onbekend zijn, uit die algemeene opvatting der
wiskunstenaars, hoe uiterst nauwkeurig ze ook zij, a priori zou
verlangen af te leiden of ook de reden van die zaken, wanneer zij
bekend zijn, daaruit op te maken, voorwaar die zou zich te laat over
zijn verlies aan moeite beklagen!
Maar toch is de kennis juist van die dingen voor den physicus van het
allerhoogste belang, daar in de eerste plaats daarin datgene is gelegen,

waardoor de lichamen zich wederkeerig van elkaar inwendig
onderscheiden. Opdat die dus ontwikkeld worden, moet men zeker niet
dien weg betreden, die van een gegeven denkbeeld omtrent de oorzaak
uitgaand, leidt tot begrip van de uitwerking, maar een geheel anderen.
Immers elke juiste opvatting, die de geest zich omtrent de lichamen
vormt, behoort óf tot de verschijnselen, dien geest door middel der
zintuigen meegedeeld, óf tot de daaruit, gevormde oordeelen. De
eigenschappen nu en de krachten van een lichaam blijven verborgen,
daar zij eerst op zich zelf niet waarneembaar zijn; zij brengen echter
uitwerkingen te weeg, die zich den zintuigen vertoonen en die, in vaste
verhouding staand tot haar eigen bepaalde natuur, op die wijze tevens
de kennis hiervan opleveren, zoozeer, dat, hoe rijker bij iedere zaak het
materiaal is der waargenomen uitwerkingen, men des te meer zekerheid
verkrijgt omtrent haar aard. En deze van het een op het andere
terugvoerende weg blijft geheel alleen over om de eigenaardigheden
der lichamen op te sporen, daar de natuur dien anderen weg, die ze a
priori tracht te ontdekken, geheel onbegaanbaar en ontoegankelijk heeft
gemaakt voor het menschelijk verstand. Derhalve spant de volijverige
navorscher van die zaken zich eerder in voor proeven dan voor
redeneeringen, met hulp van zijn zintuigen onderzoekt hij de
voorwerpen zijner studie, hij merkt op hun eigenaardige uitwerkingen,
die zij uit zich zelf of nadat zij volgens een voorafgaande methode zijn
behandeld, vertoonen; hij voegt lichamen bijeen, en verwijdert ze weer
van elkaar, opdat hij ervare, welke bewegingen uit hen alleen en welke
uit hen, wanneer zij vereenigd zijn, voortvloeien. Dan eerst waagt hij
het niet zonder succes uit deze gegevens, die hij vol ijver verzameld en
met elkaar wederkeerig vergeleken heeft, de door hem gezochte
eigenaardige natuur der lichamen en hun bijzondere gaven a posteriori
te bepalen. En waarlijk nooit en nimmer hebben de verborgenheden
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 17
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.