toen ik hen des avonds niet zag terugkeeren! Ik dacht eerst, dat ze wat te ver waren gegaan, om weideland te zoeken, en ik zond hun mannen te paard te gemoet. Verloren moeite! Ik vernam, dat dadelijk na aankomst de roovers de kameelen hadden bestegen en dat, de ossen v����r zich uitdrijvend, ze denzelfden weg hadden ingeslagen, dien wij waren afgekomen, zonder zelfs te wachten op het maal, dat ik voor hen in gereedheid had laten brengen.
De toestand was kritiek. Mijn karavaan bestond uit veertig lasten, en er was geen enkel lastdier in het dorp. Ik kon ook niet wachten, want de instructies, die ik had ontvangen, schreven mij voor, ten spoedigste naar Zinder te gaan, om er het voor de expeditie bestemde geld te halen, en kapitein Tilho moest op mij wachten te D��ngass. Met tegenzin en omdat er mij niets anders overbleef, nam ik vijf dragers aan, die ik de bagage liet dragen, waar ik het onmogelijk buiten kon stellen, en, het goed achterlatend onder de hoede van twee tirailleurs, zette ik mijn weg naar Tessaoea en Zinder voort. De schutters voegden zich tusschen de beide plaatsen weer bij mij met de kisten en de lastdieren, die ik inderhaast op den post van Tessaoea had gevraagd. Tot overmaat van ramp was mijn horloge stil gaan staan. Daar ik geen ander middel had van contr?le bij het opnemen van den weg dan mijn schreden, waarvan ik de maat kende, moest ik mijn weg te voet vervolgen en daarbij de passen tellen, vier volle dagen lang...
De weg was nog al eentonig. Zand, altijd zand, in niet sterk geaccentueerde duinen, waarop een struikgewas groeide van heesters, die zelden de lengte van een mensch bereikten. In dat doodsche landschap had het verschrikkelijke drama plaats, waarvan de kolonel het slachtoffer werd. De graven van de kapiteins Voulet en Chanoine zijn opgericht op een dagreis afstands van Tessaoea in de vlakte van Maijir, waar de droeve tragedie werd afgespeeld. Hun lijken, die eenigen tijd aan zichzelf werden overgelaten, waren elk afzonderlijk begraven op de plaats zelve, waar ze waren neergevallen. Onlangs zijn door de zorgen van den sectiecommandant van Tessaoea die stoffelijke overblijfselen opgegraven en naast elkander gelegd onder den boom, waar, naar men zegt, Voulet de officieren van zijn expeditie om zich verzamelde, om hun mededeeling te doen van den moord op kolonel Klobb en van zijn plan, een midden-afrikaansch rijk te stichten.
De graven bestaan uit twee grafheuvels van aarde, uitgehold door de winterregens. Ik heb met een der tirailleurs, die bij den troep van Voulet behoorde, de omstreken van Maijirgui bezocht. Daar, waar nu de rustplaats voor den troep is, was de expeditie bijeen; hier, op 30O meter afstands van het dorp, stond de schildwacht, die op kapitein Voulet schoot; iets verder op een heuvel van zand werd Chanoine vermoord door zijn tirailleurs, naar wie hij zich begaf, om ze te verhinderen, weg te loopen met wapens en bagage. Niemand zal eraan denken, de groote misdaad van de beide officieren te verontschuldigen; maar als men in aanmerking neemt, welke enorme moeilijkheden ze hadden overwonnen, eer ze in deze streek kwamen en de bezwaren, waarmee ze te kampen hadden gehad, gevoelt men bij het denken aan hun tragisch einde een groot medelijden.
Als men Zinder nadert, krijgt het landschap een ander voorkomen; blokken graniet komen boven het zand te voorschijn en geven een schilderachtig aanzien van rotsachtige heuvels. Men is zoo verbaasd, steenen te zien, nadat men zoo lang heeft gereisd, zonder ze te ontmoeten, dat het oog er aangenaam door wordt aangedaan.
In een waren chaos van eruptief gesteente is de versterkte stad Zinder gebouwd, en onze post ziet erop neer van hooge rotsen af, die moedig ten hemel rijzen. Die post zou alleen al de reis waard zijn, zoo belangrijk lijkt het werk van dengene, die de zware taak op zich nam, dit stadje te doen verrijzen. De gebouwen wijzen op een bepaald streven naar iets architecturaals en bewijzen, dat de inboorlingen uit deze streek met het materiaal, waarover ze beschikken, veel meer kunnen uitrichten dan hun buren. Noch te Timboektoe, noch zelfs te Djenn��, waarvan men de bouwwerken heeft geroemd als niet veraf staande van de egyptische kunst, hebben de zwarte metselaars zulke sierlijke zuilen weten tot stand te brengen, zulke stoute gewelven, zulk gracieus beeldhouwwerk, als men in de residentie Zinder kan opmerken.
Daarbij moet erkend, dat de ligging er veel toe bijdraagt, de plaats bekoorlijk te maken. De hoofdgebouwen worden beheerscht door een soort van kleinen toren, boven op een hoop rotsen, en het uitzicht, dat men daar geniet, is niet zonder grootschheid. Aan den eenen kant ziet men de stad Zinder (Birni n'Damangara), welker indrukwekkende muren tegen de lucht afsteken; aan den anderen heeft men het groote dorp Zango, dat belangrijker is dan de stad zelve. Op den achtergrond verflauwen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.