In het Oerwoud en bij de Kannibalen op de Nieuwe Hebriden | Page 9

Felix Speiser
ook zelf het verst bij hen, en als
men consequent en rechtvaardig is, zal men ook wel een deel van hun
vertrouwen kunnen winnen. Dan moet men echter ook tot in de kleinste
détails correct zijn, want de heele bevolking weet precies, wat men des
middags heeft gegeten en hoe vaak men baadt of zich verschoont.

Over het algemeen zijn de bewoners van Ambrym sympathieker dan
die van Santo. Ze zijn mannelijker, minder serviel, maar trouwer en
betrouwbaarder, minder valsch, eerder openlijk vijandschap toonend,
aanhankelijk, levendig, ijverig en niet zoo slaperig als die van de
andere eilanden.
Uit het dorp wou ik graag een paar bijzondere trommels hebben,
instrumenten, waarmee ze een gonzend of brommend geluid
voortbrengen. Mijn gids zou er voor mij naar vragen. Twee mannen
stonden verbaasd op en vroegen, hoe ik wist, dat zoo iets bestond. Dat
was immers het grootste geheim. Laat men toch zorgen, er niet over te
spreken in tegenwoordigheid van de vrouwen! Ik werd weggetrokken
naar het mannenhuis. Die snortrommels dienen evenals andere
instrumenten, om lawaai te maken, voor het verschrikken van vrouwen
en kinderen, hoofdzakelijk om ze verwijderd te houden van de geheime
plechtigheden der mannen. Als een vrouw, of over het algemeen een
oningewijde, aan wie verteld is, dat dit de stemmen van machtige
geesten zijn, de instrumenten hoort, moeten ze oogenblikkelijk
vluchten. Natuurlijk moeten de instrumenten streng verborgen worden
gehouden voor oningewijde oogen. Nu zijn tegenwoordig het
liberalisme en het sceptimisme ook al op de Nieuwe Hebriden
doorgedrongen, en ik geloof niet, dat ten minste de jongeren er nog aan
gelooven.
Ze fluisterden mij op geheimzinnige manier in het oor, dat de
snortrommels in het mannenhuis waren, en ik trad binnen en hoorde
een kreet van schrik van de mannen, nu ik midden in hun geheimen
was gedrongen, wat toch niet mocht. Er was thans niets meer aan te
veranderen, en ik was blij, binnen te zijn, want het was een waar
museum, waar ik watertandde van alle heerlijkheden. In de roetige
balken hingen zes half klare maskers, die er veelbelovend uitzagen, en
een oud idool, een gezicht op een driehoekig vlechtwerk.
Achter in de hut stonden, als kanonloopen opgesteld, vijf holle
trommels, waarin gehuild wordt door een bamboehuis. Daardoor
ontstaat een helsch lawaai, ongeveer alsof iemand op een groote
bastrompet gaat oefenen, of als het gebrul van een os of het kwaken

van een reuzenkikvorsch. Het waren heel bijzondere heiligdommen,
bepaald zeer werkzame schrikmiddelen voor oningewijden. Voor
hetzelfde doel gebruikte men ook kokosnootschalen, waar water in
werd gegoten, en waarin men dan door een buis gaat brommen,
gorgelen, fluiten of andere avontuurlijke muziek maakt.
Men liet mij al die schatten zien, maar wilde er in het geheel niet van
scheiden. Een klein houten trommeltje haalde men uit het dak en stond
het mij voor veel geld af. De oude man beefde, toen hij het mij
overreikte en bezwoer mij, het aan niemand te laten zien, wikkelde het
in tallooze bladeren en maakte uit het kleine voorwerp een heel pak.
Ook een paar van de minst mooie maskers kon ik koopen, gezichten,
ingesloten door een krans van lange kokosvezels. Tegenwoordig
worden ze eigenlijk alleen in scherts gebezigd, om de kinderen bang te
maken; maar oorspronkelijk hadden de maskers godsdienstige
beteekenis. Hier is de decadentie ingetreden, die met het heilige
schertst.
Een dikke, forsche man kwam op mij toe en bood mij een fluit aan,
maar vroeg het dubbele van wat ik wilde geven. Toen hij zag, dat ik
volhield, gaf hij de fluit zonder meer tegenwerpingen voor een paar
rollen tabak. Hij bracht mij naar zijn huis, waar hij lang onder zijn
schatten zocht en mij dan een paar prullen bracht. Hij droeg als
armringen veel groote varkenstanden.
Bij de wandelingen op het eiland hoorde men vaak de kanonnade van
den vulkaan, een dof onregelmatig gedonder. Door de boomen kan men
hier den krater niet zien, en alleen aan de kust kon ik nu en dan de
rookwolk opmerken. Uit het huis van de zending was het uitzicht bij
helder weêr prachtig mooi. Men kon Malekula zien met de beboschte
bergen in een onuitsprekelijk schoone, blauwe zee. Ook des nachts was
van de veranda alles schitterend, als het maanlicht speelde op het water
en als fijn zilverstof in de atmosfeer scheen te zweven.
Eindelijk zou ik een bezoek aan den vulkaan brengen. Verscheiden
inboorlingen sloten zich bij ons aan, die het blijkbaar veiliger vonden,
het "vuur" in gezelschap van den blanke te gaan zien dan alleen. Maar
de Ambrymeezen zijn over het algemeen merkwaardig weinig bang

voor den vuurspuwenden berg, terwijl op andere eilanden ze den
ingang van de hel in den krater hebben geplaatst.
In een kleine colonne bewogen we ons door het oerwoud onder het
gedonder van den berg. Halverwege konden we een kleine uitbarsting
waarnemen, maar we zagen alleen de

 / 40
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.