begon men een dergelijken aanleg te Buitenzorg, Tjipanas en
Soerakarta, in West- en Midden Java dus.
De vaandrig Adriaan van Rijck deed het eerst in den Tengger een
"berghuis" bouwen en stelde er een Europeeschen tuinier aan, namelijk
een Duitscher, die koolzaad aan de bevolking uitreikte, om te zaaien,
edoch de Tenggertaal nog niet verstond.
Toen nu de bergmenschen wilden weten, wat er van het uitgereikte
zaad zoude opkomen, verstond onze Schulze--het kan ook Herr Meijer
geweest zijn--hem niet, en zich boos makende over hunne domheid,
schold hij hen uit voor koebeest. En de Tenggerees, meenende dat dit
de naam was van de plant, noemde sedert de kool koebis, zooals heden
nog.
De Commissaris-generaal Nederburgh met gevolg, in 1798 te
Pasoeroean zijnde, wenschte ook de kooltuinen van Tengger te zien.
Er werden toen verkenners uitgezonden, die evenwel den weg te
gevaarlijk vonden, zoodat een bezoek achterwege bleef.
In 1820 maakte de Resident van Besoeki, Van IJseldijk, een tocht naar
de dessa (dorp) Ngadisari, midden in het Tenggergebergte gelegen, en
de Gouverneur-Generaal van der Capellen besteeg de Noordzijde van
het hoogland in 1822 en beklom den Bromo.
Sedert 1825 is de passage van en naar den krater zeer algemeen
geworden. Wat vroeger een geduchte onderneming scheen, werd later
een gewone zaak, weinig vermeldingswaardig althans, beschouwd uit
het oogpunt van te overwinnen moeilijkheden.
Sinds tal van jaren is de naam van den Tengger onafscheidelijk
verbonden aan het aldaar gelegen Sanatorium Tosari, een inrichting die,
destijds klein opgezet, langzamerhand de uitbreiding kreeg welke het
gezondheidsoord thans maakt tot een verblijf, dat met glans de
vergelijking doorstaan kan met zusterinstellingen in de tropische landen,
getuige de lofspraak van de talrijke vreemdelingen uit alle landen der
wereld, die deze kolonie bezoeken en steeds vol geestdrift over haar
spreken.
Laten wij, alvorens het Sanatorium nader te bezien, een en ander
vertellen van de reis daarheen en deze aanvangen te Pasoeroean aan het
station der Staatsspoorwegen Dit is van uit Soerabaia reeds om negen
uur in den ochtend per sneltrein te bereiken. De agent van het
etablissement is steeds aan het station aanwezig en zorgt geheel
kosteloos voor goede karretjes met flinke bespanning.
Van af eerstgenoemde plaats tot Poespo, het 2500 voet hoog gelegen
acclimatisatie-station van Tosari, gaat de reis geheel per as en biedt, ten
minste tot Passerpan, alwaar men bij den agent van het Sanatorium van
karretjes verwisselt, voor iemand eenigszins op Java bekend, zeer
weinig mooie natuurgezichten aan.
Anders wordt het evenwel, als een drietal stevige bergpaardjes, voor
het voertuig gespannen, den reiziger in matigen draf langs een zwaar
stijgenden weg naar boven trekken.
Al nader en nader komt het hooge land, en steeds duidelijker doemen
voor het oog op de verschillende bergruggen, hier en daar scherpgerand,
soms roodachtig van kleur; de opklimmende bergweg slingert zich door
dessa's, waar de woningen der Inlanders reeds een anderen bouwtrant
vertoonen dan in de vlakte--veel minder open, om meer tegen de koude
beschut te zijn; en na een rit van ruim twee uren is Poespo bereikt.
Reeds op weg daarheen kan men van tijd tot tijd, wanneer het uitzicht
niet belemmerd wordt door hooge bamboegewassen, een blik slaan op
de vlakte van Pasoeroean en Bangil, die schijnt weg te zinken naarmate
men stijgt. Uit deze vlakte, waarin de uitgestrekte met suikerriet
beplante velden, naar gelang van den ouderdom van het gewas,
genuanceerde plekken vormen die door meer of mindere belichting zich
duidelijk afteekenen, ziet men telkens als slanke witte zuilen de hooge
schoorsteenen van de suikerondernemingen oprijzen naar mate de zon
de nevelen optrekt; ziet men eindelijk de glinsterende zee, omzoomd
door het schuim der branding.
Te Poespo gebruiken de gasten in den regel de lunch die er uitstekend
is ingericht. Van daar uit is de weg door het oerbosch gekapt, en
kronkelt zigzagsgewijze naar boven.
De reis moet nu te paard vervolgd worden, of wel per tandoe
(draagstoel).
Het landschap wordt grootscher. Wel is waar is het pad, dooreen
genomen, aan beide zijden zwaar begroeid, maar hier en daar bij een
open plek kunnen wij een blik slaan in de diepe ravijnen, die als het
ware tegen ons aandonkeren, zwijgend en somber.
Er gaat een geheimzinnige bekoring uit van het woud, een bekoring,
waaraan men zich niet kan onttrekken. In verschillende toonaarden
hoort men de bergstroomen, die klaterend van de rotsen komen; en het
ruischen der tjemaraboomen (Indische dennen), paart zich aan het
geluid van den specht, die hier veelvuldig voorkomt.
En aldoor klautert het stevige bergpaardje voort, met rustige zekerheid
immer hooger en hooger.
De berglucht heeft op uw aangezicht een scherp prikkelenden invloed,
die het vel doet barsten en aan het uiterste puntje van uw neus een
kalkoenachtig aanzien geeft.
Ge voelt u opgewekt en krijgt zelfs neiging een gesprek aan te knoopen
met den Tenggerees, die u begeleidt en kalm achter uw paard aanstapt.
De
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.