In Het Rijk van Vulcaan | Page 6

R.A. van Sandick
een stuk bezitten van de aardkern. Doch verlaten wij het gebied der bespiegelingen. Bekennen wij liever onze verregaande onkunde omtrent datgene, wat onder onze voeten is. De diepte toch van de aardkorst, ons door boringen bekend, is te gering om daaruit besluiten te trekken over hetgeen daar beneden ligt. Want de diepste put, dien wij hebben kunnen graven, heeft eene diepte van 1748 meter. Deze boring geschiedde bij het dorp Schladebach, oorspronkelijk met het doel om een onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van steenkolen; de Pruisische regeering gelastte echter de boring voort te zetten, ten einde temperatuuropgaven te verkrijgen op eene diepte grooter dan ooit te voren. De boring werd uitgevoerd onder leiding van den ingenieur K?brich, hoofdinspecteur der mijnen. Hij had gehoopt eene diepte van 2500 M. te verkrijgen. Maar toen het gat 1748 meter diep was, braken de boorstangen en was hij tot zijn leedwezen verplicht de boring te staken. Toch had K?brich alle reden om zich geluk te wenschen. Want hij had het diepste boorgat op aarde, dat bij Lieth in Sleeswijk-Holstein, meer dan 400 M overtroffen. Om de 30 Meter werden temperatuuropmetingen gedaan. Gemiddeld was de temperatuurtoename 1�� Celsius op de 36,9 Meter.
De bekende waarnemingen in het boorgat van Sperenberg, dat langen tijd voor het diepste boorgat der aarde gold, en dat 1272 M. diep is, gaven eene temperatuurvermeerdering aan van 1�� Celsius op de 32 Meter.
Onze kennis van de temperatuur der gesteenten onder de oppervlakte der aarde is belangrijk vermeerderd door den bouw der Alpentunnels. Bij den bouw van den St. Gothardtunnel heeft de Zwitsersche ingenieur Stapf eene menigte onderzoekingen gedaan over de temperatuur der gesteenten. Maar ook de St. Gothardtunnel-waarnemingen geven ons slechts uitsluitsel over eene diepte van 1200 M. beneden den bodem. De toeneming van temperatuur met de diepte is, tusschen de grenzen, waar al deze waarnemingen verricht zijn, een feit, geen hypothese meer te noemen.
Is het echter niet verregaand oppervlakkig om uit de zoogenaamde diepteschaal, die zonder twijfel geldig is voor kleine diepten, eenige conclusie te willen trekken over de onbekende diepte? Wat beteekent de diepte van den put te Schladebach, 1748 M. tegenover den straal der aarde, die gemiddeld 6,370,045 M. bedraagt. Slechts het 1/3600 van den afstand, die ons scheidt van het middelpunt der aarde, is ons bekend. De aarde, waarop wij leven, is eene perzik, waarvan we all����n de schil kennen. Maar ook dit beeld is niet sterk genoeg. Want er is geen vrucht, die zulk eene dunne schil heeft, dat deze zoude kunnen vergeleken worden met het gedeelte van de aardkorst, dat wij kennen. Het vleesch van de perzik, het binnenste der aarde, zal ons wel altijd onbekend blijven.
De bekende geleerde Camille Flammarion heeft voor eenige jaren, onder den indruk van de uitbarsting van Krakatau, een merkwaardigen voorslag gedaan. Het eenige middel, zegt de geniale Franschman, om met zekerheid de inwendige samenstelling der aarde te leeren kennen, zou zijn het graven van een reusachtigen put ter diepte van eenige kilometers. Een dergelijk werk zou de krachten der hedendaagsche nijverheid niet te boven gaan. Die put zou voor de menschheid eene onuitputtelijke bron zijn van warmte. Als de verschillende Staten van Europa zich met elkaar verstonden om al de soldaten van Europa tot dit doel te gebruiken, dan zouden zij eene overwinning behalen grooter dan alle mogelijke menschenslachtingen van 't verleden, van 't heden en van de toekomst, want zij zouden het mysterie ontdekken, dat onder onze voeten is. En daar men, gedurende dien reuzenarbeid, de gewoonte zou hebben verloren van te vechten, zou de menschheid er door vooruitgaan niet alleen op wetenschappelijk maar ook op sociaal gebied.
Men zou allicht veronderstellen, dat dit stoute denkbeeld van Flammarion niet ernstig gemeend kan zijn. Maar als wij zien, dat hij, zes jaren na dit geschreven te hebben, in volkomen dezelfde bewoordingen, hetzelfde plan nog eens oppert in een in 1890 verschenen werkje over de uitbarsting van Krakatau, dan kan aan zijn ernst niet getwijfeld worden. Wanneer wij echter moeten wachten tot de verwezenlijking van dit plan, voor wij iets naders zullen te weten komen over den toestand van het binnenste der aarde, dan zullen wij wel altijd in het onzekere blijven verkeeren.
Maar wat wij zeker weten is, dat er vulkanen zijn, en dat zij gesmolten stoffen uitbraken, die eene temperatuur hebben van 2000�� Celsius. Hieruit volgt dat er, op betrekkelijk geringe diepte onder de aardkorst, ruimten zijn waar eene zoo hooge temperatuur heerscht, dat die gesteenten gesmolten zijn. Vormen nu die ruimten een samenhangend geheel of komen zij alleen voor d����r, waar de vulkanen zijn? Nemen wij de theorie aan van de taaivloeibare tusschenlaag, die magma genoemd wordt, dan kan men zich voorstellen, dat er uit dat magma op sommige plaatsen als 't ware vloeibare meren van lava ontstaan, ruimten, die in 't algemeen op zich zelf staan, doch
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 71
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.