Het settlement Malakka en het sultanaat Perak | Page 7

F.J. Agassis
heeft. Zijn mijn heeft in één enkel jaar bijna vier millioen
francs opgebracht.
Een oude fransche kolonist, een veteraan uit den oorlog van 1870, bezit
dichtbij Goping een terrein van nauwelijks twee hectaren. Maar die
mijn, een der kleinste uit de buurt, staat op den tweeden rang in zake de

opbrengst.
Er zijn daar twee alleenstaande heuvels, verbonden door een rug, en
daarbij nog vele gedeeltelijk onontgonnen terreinen. De reuzengrotten
bevatten een onuitputtelijken voorraad van lateriet en tinhoudend
kwarts. De mijn wordt ontgonnen door een bijgang als tunnel, die door
de beide heuvels loopt.
De groote mijn van Pusing Lama, die wij al noemden, behandelt het
tinhoudend gesteente met groote rijen van stampers, en het mineraal
wordt daarna langs bewegende planken weggevoerd. Enkele gedeelten
van het terrein worden onderwoeld door krachtige waterstroomen, waar
niets weerstand aan kan bieden en die het mineraal meesleuren,
uitrollen, losmaken en het voeren in groote bakken van meer dan 30
meter lang.
De mijn Brusch is een onmetelijke open ruimte, waar tot nu toe al
honderden millioenen dollars in gestoken zijn, en waar de pogingen tot
exploitatie tot hiertoe steeds schipbreuk hadden geleden. Eindelijk is
een maatschappij, die met een kapitaal van anderhalf millioen francs
was opgericht, erin geslaagd haar aandeelen uitgegeven tegen 25 francs,
thans te zien stijgen tot 50 francs, dank zij het gebruik van het
hydraulisch systeem, dat het mogelijk maakt, te werken met een
beperkt aantal arbeiders en veel besparing van tijd. Maar de omgeving
van zoo'n exploitatie wordt verwoest en de streek wordt leelijk in de
buurt van een tin-installatie. Krachtige waterwerken doorzoeken de
ingewanden der aarde, nemen het mineraal mee en leiden het in de
waschbakken; die op bepaalde afstanden door afscheidingen van
metalen traliewerk worden verdeeld, waardoor de deeltjes kostbaar
metaal worden teruggehouden. Die worden daarna met de hand
gewasschen, dan gezift in enorme bekkens, waar de hitte het afscheidt
van de zwavelhoudende pyrieten, die eronder gemengd zijn. Als het
dan bekoeld is, gaat het naar den smelter.
Dichtbij Ipoh en Tembun, in oude verlaten mijnen, heeft men ontdekt
lagen van wolfram, dat is zeer hard ijzererts en cassiteriet of
minderwaardig tin, die de mijnwerkers wegwerpen in reeds verlaten
mijnen, om alleen het echte tinerts te verzamelen. En toch zou men

voordeel kunnen trekken van de exploitatie van die beide metalen, want
het wolfram wordt verkocht tegen 2000 francs de ton.
De meeste der steden in deze streek spuwen dag en nacht wolken van
rook uit, die uit de hooge schoorsteenen van de tinsmelterijen
ontsnappen. Enkele van die smelterijen zijn ingericht naar moderne,
wetenschappelijke systemen, maar andere zijn ook nog op
ouderwetsche chineesche manier aan het werk. Die laatste dragen den
naam van "tengka" en vormen groote steenen kegels van baksteen en
klei met ijzeren ringen eromheen. Ze worden met hout gestookt; een
laag hout en een laag onvoldoende gewasschen mineraal wisselen
regelmatig met elkander af.
Gedurende de lange uren van den dag en den nacht gaan en komen de
sterke Chineezen, die in ploegen werken, om de smelting te bevorderen
en de verbranding aan te wakkeren met primitieve blaasbalgen, lange,
rechthoekige kisten, waarin op stroeve manier een houten zuiger heen
en weer gaat, omwonden met werk of met lappen. Het gesmolten tin
vloeit van tijd tot tijd in een bak onder den oven. Het wordt uitgeschept,
en dan gegoten in vormen, die in een zandbedding zijn uitgespaard.
Als het vast is geworden, wordt het weer aan de smelterijen verkocht en
aan de chineesche raffinaderijen van Singapore of Georgetown op
Poeloe Pinang, om te worden afgestaan aan de europeesche markt. Dat
onzuivere tin wordt nog vrij duur betaald. Veel chineesche mijnwerkers
verkoopen liever hun tin aan die ruwe smelterijen, om de kosten te
vermijden van een degelijke wassching. En toch levert de Maatschappij
van Singapore de voor het vervoer noodige zakken en betaalt de
transportkosten.
Toen in 1895 de engelsche regeering het bestuur over Perak in handen
kreeg, en het besluit nam, de financiën er te regelen, waren de
inkomsten 565.832 francs, met een overschot van 76.000 francs aan
uitgaven.
In 1903 bedroeg de uitvoer van tin in den vorm van mineraal 27.772
ton, die aan de schatkist een inkomen van meer dan 12 millioen francs
bezorgden! Ziedaar, wat het gevolg is geweest van een regelmatige

exploitatie en van de verstandige wijze van ontginning der tinmijnen!
Het is daarom niet te verwonderen, dat Perak tegen hoogen interest aan
de andere staten van de federatie kan leenen. Zoo komen die aan het
geld, dat ze behoeven voor de opening van hun spoorwegen en andere
kunstwerken.
De mijnconcessies worden uitgegeven voor 21 jaren tegen een zeker
voorschot, dat de kosten dekt van opmeting, begrenzing en dergelijke
voorloopige maatregelen, tegen vijf francs per acre.
De uitgaande rechten voor het mineraal, die vroeger tien percent van de
getaxeerde waarde bedroegen en die door de koopers
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 11
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.