Het portret van Dorian Gray | Page 3

Oscar Wilde
toeval en
bij-omstandigheid. Dat wordt hier geopenbaard door den schilder, maar
de schilder openbaart zichzelven op het doek. De reden, dat ik dit
portret niet wil ten toon stellen is: dat ik bang ben het geheim van mijn
eigen ziel er in te toonen.
Lord Henry lachte.
--En wat is dat geheim?
--Ik zal het je zeggen, zei Hallward, maar iets van verlegenheid gleed
over zijn gelaat.
--Ik ben een en al verwachting, Basil!
--Och, het is in een paar woorden gezegd, Harry, en ik denk, dat je het
niet eens begrijpen zal. Misschien, geloof je het ook niet.
Lord Henry glimlachte, en, zich buigende, plukte hij een roodbladig
madeliefje uit het gras, en keek er naar.
--Ik ben overtuigd, dat ik het begrijpen zal, sprak hij, en hij bleef
aandachtig het goud-en wit-stralige zonnetje in zijne hand bezien; en
wat gelooven aangaat, ik kan alles gelooven, als het maar heel

ongelooflijk is.
De wind schudde wat bloesems van de boomen af, en de zware
seringentakken, vol trossen van sterretjes wiegelden heen en weer in de
zwoele lucht. Een sprinkhaan tjirpte bij den muur, en als een blauwe
draad vloog eene lange, dunne libel voorbij op bruinig gazen vleugels.
Lord Henry meende Basil Hallwards hart te hooren kloppen; hij was
nieuwsgierig wat er komen zou.
--Het is eenvoudig dit, zei de schilder na een oogenblik. Twee maanden
geleden ging ik naar een receptie bij Lady Brandon. Je weet, wij arme
artisten moeten ons van tijd tot tijd in gezelschap vertoonen om het
publiek te herinneren, dat wij geen wilden zijn. Met een rok en een
witte das, heb jij eens gezegd, kan iedereen, zelfs een aannemer, zich
de reputatie maken een man van de wereld te zijn.
Nu, toen ik tien minuten binnen was, en gepraat had met dikke,
opgekleede douairieres en vervelende Academisten voelde ik in eens,
dat iemand naar mij keek. Ik draaide mij half om en zag Dorian Gray,
voor de eerste maal. Toen onze oogen elkaar ontmoetten, voelde ik, dat
ik bleek werd. Een curieus gevoel van angst kwam over me. Ik wist, dat
ik stond tegenover iemand, wiens persoonlijkheid alleen al zoo een
charme was, dat, als ik mij niet tegen ze verzette, mijn geheele natuur,
mijn ziel, mijn kunst zelfs zich in ze zou oplossen. Ik wilde geen
invloed van buiten op mijn leven. Je weet, Harry, hoe onafhankelijk ik
van natuur ben. Ik ben altijd mijn eigen baas geweest; ten minste: tot ik
Dorian Gray ontmoette. Toen--maar ik weet niet hoe het je uit te leggen.
Iets zei mij, dat ik stond op de grens van een geweldige crizis in mijn
leven. Ik had een vreemd voorgevoel, dat het Noodlot bizondere
genietingen en bizonder verdriet voor mij klaar hield. Ik werd bang en
wou de kamer uitgaan. Het was niet mijn geweten, dat mij hiertoe
dwong, het was een soort lafheid. Het was een onwillekeurige aandrang
om te vluchten.
--Geweten en lafheid is heusch precies het zelfde, Basil. Geweten is
maar de naam, die de firma in den handel aanneemt. Dat is het eenige
verschil.
--Daar geloof ik niets van, Harry, en jij ook niet. In ieder geval, wat er
mij ook toe dwong--misschien een soort trots, want ik was vroeger heel
trotsch--dit is zeker: ik probeerde de deur uit te gaan. Maar ik bonsde
natuurlijk juist tegen Lady Brandon aan:

--U is toch niet van plan nu al weg te gaan, Mr. Hallward? riep zij.
--Je kent haar schelle stem.
--Ja, ze is in alles een pauw, behalve in schoonheid, zei Lord Henry,
terwijl hij het madeliefje met zijne lange, zenuwachtige vingers aan
stukken trok.
--Ik kon niet van haar afkomen. Zij prezenteerde me aan koninklijke
personen, en be-Starde en be-Kousenbande menschen en oude dames
met reusachtige tiara's en kakatoe-neuzen. Ze sprak over me als over
een intiemen vriend. Ik had haar maar eens ontmoet, maar ze had het er
op gezet me te lanceeren. Ik geloof, dat er toen juist een schilderij van
mij nog al succes had gehad; er was tenminste over geschreven in
couranten van een penny; je weet, het negentiend'eeuwsche boek van
onsterfelijkheid. Op eens kwam ik vlak bij den jongen. Wij stonden
naast elkaar en raakten elkaar bijna aan. Wij keken elkaar in de oogen.
Het was roekeloos van me, maar ik vroeg Lady Brandon mij aan hem
voor te stellen; misschien was het toch niet gewaagd, het was
eenvoudig onvermijdelijk; wij zouden met elkaar gesproken hebben,
ook zonder presentatie, ben ik zeker van. Dorian vertelde mij dat later;
voelde ook, dat wij voorbestemd waren elkaar te kennen.
--En hoe beschreef Lady Brandon dat jonge wonder-mensch? Ik weet,
dat zij gaarne van al haar gasten een vlug doopceel licht. Ik herinner me,
dat ze me bracht naar een woesten, ouden meneer met een rood gezicht
en heelemaal behangen met
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 86
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.