Het moderne Egypte: Wat er te zien en te hooren valt tusschen Kaïro en Faschoda | Page 2

A. B. de Guerville
hotelportiers,
schippers, agenten van reisbureau's en dergelijke personen. Een
babylonische spraakverwarring heerschte er aan boord, en de arme
verschrikte toerist ziet met ontzetting, hoe vijftig bruine of zwarte
duivels zich storten op zijn bagage. Maar dan verschijnt op het rechte
oogenblik iemand van de firma Cook, die met een stentorstem u
toeroept, dat ge u niet ongerust behoeft te maken, want dat hij zich met
alles belast. Daar daagt op het dek een kolossale Arabier op met een
staf van sterke dragers, wier bovenlijf in een rood buis is gestoken,
waarop in witte letters: "Thos. Cook and Son".
En als door een tooverslag is de orde hersteld, als een generaal op het
slagveld geeft de agent van de heeren Cook zijn bevelen aan de dragers,
staat beleefd de reizigers te woord met uitleggingen en verklaringen en
als men zich ongerust maakt over de douaneformaliteiten, glimlacht hij
en zegt geruststellend: "Er is geen douane voor u. Wij hebben de
speciale vergunning verkregen, alle bagage der reizigers te mogen laten
passeeren, zonder dat zij geopend wordt. U heeft ons slechts uw recu's
ter hand te stellen en u vindt uw bagage òf in het hotel, dat u ons zult
opgeven òf aan het station, gereed om met u naar Kaïro te reizen." De
directeuren van dit reisagentschap zijn niet ten onrechte de niet
gekroonde koningen van Egypte en het Oosten genoemd.
Moest niet keizer Wilhelm op zijn reis in Palestina zich met al de
zijnen in handen stellen van de heeren Cook, als ieder gewoon toerist?
De witte barken van het agentschap omringen nu de "Schleswig" en
met al onze bagage waren we er weldra in geïnstalleerd.
Om twaalf uur bestormden wij de express naar Kaïro, en de luxetrein,
van alle gemakken voorzien, bracht ons in drie uren naar de hoofdstad
door groote, goed bebouwde vlakten en wijde maïsvelden. Men zou
zich kunnen verbeelden, in het Westen van Amerika te zijn, als zich

niet nu en dan de kolossale gepluimde palmen aan het oog vertoonden.
Dan waren er dorpjes van gele leemen hutten met platte daken, waar
stroo op gedekt was en die meteen dienden voor kippenloop en geiten-,
schapen- en varkensstallen.
Op de slechte wegen gingen kameelen met zware lasten langzaam voort
in gelijkmatigen pas met den kleinen kop omhoog op den langen hals.
Hun logge gang doet nog te opvallender den gang van de egyptische
ezels uitkomen, dien sierlijken, vluggen gang, die hen zoozeer doet
verschillen van de broeders in Europa.
En toen Kaïro! Welk een veranderingen in weinige jaren! Men praat
van amerikaansche steden, die snel als paddestoelen verrijzen, maar
wie heeft ooit een oude oostersche stad zich zoo snel zien verjongen en
zoo volkomen zien ontwaken tot een nieuw leven als Kaïro na 1882,
toen Engeland de stad als met het stokje van een tooverfee aanraakte?
De vorderingen zijn zoodanig, dat men na ieder vijftal jaren weer veel
veranderingen en verbeteringen aantreft.
Alleen de hoofdstraat, Shariah-Kamel en het Operaplein zijn weinig
veranderd. Dat is nog altijd het drukste hoekje van de stad; daar
verdringt zich van den morgen tot den avond een dichte, bonte menigte.
Het zou niet mogelijk wezen, iets schilderachtigers te bedenken, dan dit
levend en bewegend panorama, waar het Oosten en het Westen
samenkomen en zonder eenigen schok op de natuurlijkste manier van
de wereld ineensmelten.
Het oog wordt allereerst getroffen door tallooze roode puntjes, waar
balletjes van zwarte zijde langs dansen. Dat is de fez, die op zooveel
verschillende hoofden rust, hoofden verschillend van type en ras. Men
ziet de heeren ver in de meerderheid, en zij hebben geen andere
oostersche kenmerken dan die fez, want ze kleeden zich naar
europeeschen trant, en velen naar den allerlaatsten smaak.
In de menigte ziet men negers, Arabieren in wijde gewaden, joden met
onrustige oogen, eunuchen, knappe egyptische soldaten, en onder al die
oosterlingen toeristen uit aller heeren landen, die alle mogelijke talen

spreken, vrouwen uit de groote en de halve wereld, en hier en daar een
gesluierde oostersche, die stil en geheimzinnig zich voortspoedt.
De terrassen voor de koffiehuizen zijn alle bezet, en men drinkt er de
eeuwige turksche koffie en rookt de eeuwige egyptische sigaretten.
Maar praten kan men moeilijk op straat, want de straatverkoopers
maken een heidensch leven. Ze verkoopen van alles, loterijbriefjes,
briefkaarten, waslucifers, dadels, couranten, honig en zelfs vleesch en
visch. Er zijn vertooners van geleerde aapjes, arme Italianen, die
afschuwelijke violen mishandelen, een leger schoenpoetsers, en
eindelijk, juist als voor het Grand Hotel te Parijs, gidsen, die op klanten
uit zijn en die u voor een paar piasters alle merkwaardigheden van
Kaïro willen laten zien.
Op de buitenwegen is het al even druk. De victoria's, met vlugge
paarden bespannen, de karretjes, die als omnibussen voor de
inboorlingen dienst doen en vol mannen of vrouwen en kinderen zitten,
de wielrijders, de auto's, een oneindig
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 46
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.