Het leven van Rozeke van Dalen,
deel 1
Project Gutenberg's Het leven van Rozeke van Dalen, deel 1, by Cyriel
Buysse This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and
with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away
or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Het leven van Rozeke van Dalen, deel 1
Author: Cyriel Buysse
Release Date: October 16, 2005 [EBook #16881]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET
LEVEN VAN ROZEKE VAN DALEN 1 ***
Produced by Marc D'Hooghe
HET LEVEN VAN ROZEKE VAN DALEN
ROMAN IN TWEE DEELEN
DOOR CYRIEL BUYSSE
1905
Voor mijne Moeder
EERSTE DEEL
I.
De klok, in 't keukentje, riep "koekoe", één keer. Alfons werd half
wakker. Hij vroeg zich even, in onduidelijk denken, af, of het soms
reeds de echte vogel buiten was, en niet de klok. Hij kon 't niet
ophelderen; hij sliep dadelijk weer snurkende in.
Toen scheen het hem dat iemand aan zijn venster tikte, en dat een
welbekende stem zijn naam riep. Hij wilde opstaan en gaan kijken,
maar de slaap van zwaar-drukkende vermoeidheid hield, als met
duwende vingers, zijn oogleden dicht, en doofde de inspanning van zijn
geest in soezing weer uit.
Toen hoorde hij het eindelijk heel duidelijk: het driemaal bonzen op
zijn vensterraam, en de stotter-stem van boer Kneuvels, zijn baas, die
riep:
"A... Alfons... 't es ien! Toe,... ge... ge moet opstoan!"
Opeens was hij klaar wakker en wipte uit zijn bed.
"Zij-je 't gij, boas?" riep hij werktuigelijk. En meteen, waggelend op
zijn nog onvaste beenen, was hij bij het raampje en trok het open.
De heerlijk-frissche zomernacht-lucht woei hem als een adem van
frisch leven in 't gezicht, en vulde met een gulle teug van nieuwe
krachten zijn benauwde longen.
"Ghááá!... zuchte hij, diep ademhalend. En in de duisternis zag hij den
boer daar buiten staan, een donkere, vaag omlijnde gestalte, tegen
zwart-blauwen, flonkerenden sterrenacht.
"Dag Al... Alfons," hakkelde de boer. "Goe... oe weere te weege. Wi...
ilt... e gij de Van Doalens goan roepen, 'k zal ik o... om d'ander goan?"
"Joa ik, boas," antwoordde Alfons, die zich reeds aan 't aankleeden
was.
Hol en luid klonken hun stemmen in de stilte van den nacht. Als een
donkere schaduw trok de boer zich terug, en helderder flonkerden in 't
vierkant van het open raampje de levend-tintelende sterren aan het
donkerblauw uitspansel. Alfons stak 't hoofd naar buiten. De boer was
reeds onzichtbaar. Heel in de verte blafte hol en dof een hond.
Hij rilde en hoestte even van de frissche lucht, en sloot weer dicht het
raampje. Hij stak een nachtpit op en kleedde zich verder aan. Naast zijn
kamertje was dat van zijn oude moeder. Stiller ging hij nu te werk om
haar niet te wekken. Maar zij hoorde hem toch, en haar stem klonk
lijzig en klagend als die van een zieke:
"Zij-je 't gij, Fons?"
"Joa ik, moeder."
"Hèt den boer om ou geweest?"
"Joa hij, moeder."
"Hoe loat es 't?"
"Koart noar den ien; sloap moar gerust."
"Zilt-e de deure goed op slot doen?"
"Joa ik, moeder, ge meug gerust zijn."
"Ge moet zeker om de Van Doalens goan?"
"Joa ik, moeder."
Hij hoorde een zucht en een gekraak van 't bed, waarin ze zich scheen
om te keeren. Hij was aangekleed, nam zijn klompen in de hand om
geen lawaai te maken, blies 't lichtje uit, verliet zijn kamertje en opende
in de duisternis de voordeur.
Een stil geruisch van ritselende bladeren, zacht-zijïg schuivend door
elkaar onder den ademtocht van een windje dat nergens vandaan scheen
te komen, zweefde als een heimelijk gefluister door de hooge kruinen
der nabije popels; en ergens in de buurt kraaide plotseling schel een
haan. Hij kraaide een tweede maal. Toen weer de groote, donkere,
sterrenflonkerende stilte, en heel héél in de verte 't hol geblaf van
waakhonden met zware stemmen. Alfons trok de deur op 't nachtslot en
stak den sleutel in zijn zak.
Geen schim van dageraad was nog in 't Oosten te bespeuren. Het was
de volle, stille zomernacht met zijn miljoenen en miljoenen aan den
somber-blauwen hemeltrans flonkerende sterren, en heel laag op den
horizon een scheef hellende sikkelmaan, die langzaam aan, van gloed
verdoovend, in het westen aan 't verdwijnen was.
Met vlugge schreden, den kraag omhooggetrokken en een weinig
huiverend, liep Alfons langs het smalle kronkelpaadje naar den breeden,
mullen zandweg. De zware popels om zijn huisje suisden hem nog even
droomerig na, en dadelijk daarop was hij in 't volle veld, tusschen de
rechts en links golvende, rijpende korenvelden. De hooge halmen, over
het paadje gebogen, gleden hem met de klam-kille streeling hunner
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.