het apenkarakter de aandacht te vestigen. Het is niet gemakkelijk, over hunne geestesgaven en gebreken een algemeen oordeel te vellen, omdat de Apen onderling te dezen aanzien groote verschillen aanbieden. Het valt niet te loochenen, dat de Apen boosaardig, listig, gluiperig, opvliegend, wraakzuchtig, in alle opzichten zinnelijk, misnoegd, twistziek en heerschzuchtig, prikkelbaar en ontevreden, in ����n woord hartstochtelijk zijn; men mag echter niet vergeten, hoe verstandig en vroolijk, zachtaardig en teeder, vriendelijk en vertrouwelijk ten aanzien van den mensch zij zich dikwijls betoonen, hoeveel genoegen zij hem verschaffen door hun gezelligheid en vermakelijken ernst, door hunne vaak zeer onschuldige grappen en plagerijen,--hoeveel moed zij laten blijken, waar het welzijn van anderen op het spel staat, hoe dapper zij het gezelschap, waartoe zij behooren, verdedigen, zelfs tegen vijanden, die machtiger zijn dan zij. In ����n opzicht munten alle Apen uit, n.l. door de liefde, die zij aan hunne jongen bewijzen, door hun medelijden met zwakken en hulpbehoevenden, dat niet beperkt blijft tot dieren van hun eigen soort of eigen familie, maar zich ook uitstrekt over wezens, die tot andere orden, ja zelfs tot andere klassen van het dierenrijk behooren.
Hoewel de Apen, wat de verstandelijke ontwikkeling betreft, die zij bereiken kunnen, niet duidelijk hooger staan dan de overige Zoogdieren (met uitzondering van den mensch), staan zij toch ook niet zooveel lager dan de mensch, als door sommigen beweerd, door anderen aangenomen wordt. Het bezit van handen verschaft den Aap zulke groote voorrechten boven vele dieren, dat het door hem verrichte werk niet zelden merkwaardiger schijnt, dan het werkelijk, is. Hij is vatbaar voor leering; de zucht tot nabootsing, die aan vele leden van zijn geslacht eigen is, maakt hun het aanleeren van kunstjes en het verkrijgen van handigheid gemakkelijk. Na korte oefening is de Aap in staat tot allerlei verrichtingen, die een ander dier, b.v. een Hond, veel moeite kosten. Hierbij valt echter op te merken, dat hij het door hem geleerde kunstje altijd slechts met een zekeren tegenzin vertoont, en er nooit vermaak in vindt, of er mede ingenomen is. Het is niet moeielijk een Aap te gewennen aan het verrichten van allerlei werkzaamheden; hij zal hierbij echter nooit zoo zorgvuldig en nauwgezet te werk gaan, als een goed gedresseerde Hond. Verliezen wij hierbij echter niet uit het oog, dat de Hond reeds gedurende duizenden van jaren door den mensch gefokt, verzorgd, onderricht en ontwikkeld werd, en hierdoor een geheel ander wezen is geworden, dan hij vroeger was; terwijl het den Aap ontbroken heeft aan de gelegenheid om met den mensch in nadere aanraking te komen. Wat Apen kunnen uitvoeren, zal blijken uit hetgeen wij van hun levenswijze zullen mededeelen; deze levert het bewijs, dat zij terecht tot de verstandigste van alle dieren zijn gerekend. Een hooge mate van overleg kan men hun niet ontzeggen. Hun geheugen is uitmuntend; zij weten een verstandig gebruik te maken van opgedane ervaringen, en met echte sluwheid en list steeds hun voordeel te zoeken. Meesterlijk verstaan zij de kunst van veinzen; dikwijls laten zij niet merken, welke heillooze plannen hunne hersenen smeden. Behendig weten zij aan gevaren te ontkomen, op voortreffelijke wijze beramen zij middelen, om bij herhaling van de onderneming niet opnieuw aan dezelfde gevaren bloot te staan. Hoe het met hun gemoed gesteld is, valt af te leiden uit de liefde, genegenheid en dankbaarheid, die zij laten Wijken, en uit de welwillendheid, die zij toonen na een goede behandeling.
Opmerkelijk is het, dat alle Apen, hoe verstandig zij ook zijn, zich op de onnoozelste wijze laten verschalken en bedotten. Dikwijls wordt hun verstand volkomen beheerscht door hunne hartstochten. Als deze ontwaakt zijn, zien zij zelfs de lompste val over 't hoofd; het onbedwingbaar verlangen naar bevrediging van hunne begeerten, doet hun de zorg voor hun veiligheid geheel uit het oog verliezen. Zelfs de schranderste Apen--en ook vele menschen, wien het niet aan verstand ontbreekt--laten zich op deze wijze door hunne hartstochten beheerschen. Of men hierom het recht heeft, het verstand der Apen gering te schatten, is te betwijfelen.
De Apen waren in vroegere tijdperken van de ontwikkelingsgeschiedenis onzer planeet over een grooter deel van den aardbodem verbreid dan thans. Hun tegenwoordig vaderland is beperkt tot de warme gedeelten der aarde. Een gelijkmatige warmte schijnt een levensvoorwaarde voor hen te zijn. Hoewel eenige Bavianen in het gebergte tot op vrij groote hoogte komen, en daar geringere warmtegraden verdragen dan men zou vermoeden, zijn toch verreweg de meeste Apen hoogst gevoelig voor koude. Ieder werelddeel bezit zijn eigen soorten; Azi? en Afrika hebben er minstens ����n gemeen. In Europa komt slechts ����n soort van Apen voor, en hiervan slechts een enkele troep, die op de rotsen van Gibraltar onder bescherming van de bezetting der vesting leeft (p. 30). In Australi? ontbreken zij geheel. Gibraltar (36�� N.-B.) is niet de noordelijkste plaats, waar Apen in 't wild voorkomen,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.