Het Leven der Dieren | Page 8

A.E. Brehm
90 �� 106 cM. Het gewicht van twee vrouwelijke Tijgers bedroeg bij de eene 108.8, bij de andere 158.7 KG., dat van twee mannelijke Tijgers was resp. 163.3 en 172.4 KG. De romp is een weinig langer en gestrekter, de kop ronder dan bij den Leeuw, de staart eindigt niet in een haarkwast, de beharing is kort en glad en slechts aan de wangen tot een baard verlengd. Het wijfje is kleiner en haar wangbaard minder ontwikkeld. Alle Tijgers, die in meer noordelijk gelegene landen wonen, dragen, althans gedurende het koude jaargetijde, een veel dichter en langer haarkleed, dan die, welker vaderland de heete laagvlakten van Indi? zijn. De teekening van het dier vertoont een merkwaardig schoone rangschikking van kleuren; er is een scherpe tegenstelling tusschen de lichte, roestgele grondkleur, en de donkere strepen, die er op voorkomen. Evenals bij alle Katten, is de grondkleur op den rug donkerder, aan de zijden lichter; de onderzijde, de binnenzijden der ledematen, het achterste deel van den romp, de lippen en het onderste gedeelte der wangen zijn wit. Bij den "Boschtijger" schijnt de grondkleur meer verzadigd te zijn dan bij den "Dsjungeltijger". Van den rug naar de borst en den buik loopen in schuinsche richting onregelmatige, zwarte dwarsstrepen, die een weinig van voren naar achteren hellen, en welker onderlinge afstand bij verschillende dieren ongelijk is. Eenige van deze strepen splitsen zich, de meeste zijn onvertakt en in dit geval donkerder. De staart is lichter van kleur dan de bovenzijde van het lichaam, maar eveneens met donkere ringen geteekend. De baardborstels of snorren zijn meestal wit. Het groote oog, dat een ronde pupil heeft, ziet er geelachtig bruin uit. De jongen zijn precies zoo geteekend als de ouden; bij hen heeft de grondkleur echter een iets lichtere tint.
Ook bij den Tijger worden verscheidene afwijkingen van kleur aangetroffen; de grondkleur kan donkerder of lichter zijn; in zeldzaam voorkomende gevallen is zij zelfs zwart, ook wel wit met nevelachtige zijdestrepen.
Men zou kunnen meenen, dat een zoo prachtig geteekend dier reeds op een afstand opgemerkt zal worden door alle dieren die het vervolgt. Dit is echter niet zoo. Het is al reeds eerder ter sprake gekomen, dat de kleur bij de dieren in 't algemeen in nauw verband staat met de plaats waar zij zich ophouden; bij de Katten is dit meer in 't bijzonder het geval; ik kan hier dus volstaan met te herinneren aan de bosschen, rietvelden en graslanden, die bij voorkeur door den Tijger als woonplaats worden gekozen, om de meening te weerleggen, dat de bedoelde teekening en kleurverdeeling het roofdier hinderlijk zouden kunnen zijn. Het overkomt zelfs geoefende jagers niet zelden, dat zij een Tijger, die op korten afstand v����r hen ligt, even goed als andere dieren, volkomen over 't hoofd zien.
Het verbreidingsgebied van den Tijger is zeer uitgebreid. Want het blijft volstrekt niet alleen tot de heete landen van Azi?, en meer bepaaldelijk tot Oost-Indi?, beperkt, maar neemt van het grootste aller werelddeelen een stuk in beslag, dat ons Europa in uitgestrektheid verre overtreft. Dit dier komt voor tusschen 8�� ZB. en 53�� NB., en wel tot in het zuidoosten van Siberi?. De noordelijke grens van zijn verbreidingsgebied ligt nader bij de Noordpool dan Amsterdam: bovendien houde men hierbij in 't oog, dat Siberi? een geheel ander en betrekkelijk veel kouder klimaat heeft dan Europeesche gewesten, die op gelijke breedte gelegen zijn. Indi? kan echter als het eigenlijk vaderland van den Tijger aangemerkt worden; van hier uit verbreidt hij zich naar 't noorden en oosten door geheel China tot in het stroomgebied van den Amoer, naar 't noorden en westen door het noordelijke deel van Afghanistan en Perzi? naar de gewesten aan den zuidelijken oever van de Kaspische zee, waar hij in de moerassige oerwouden van Massenderan en Gilan nog vrij overvloedig gevonden wordt. Enkele uit hun koers geslagen dieren zullen misschien wel nu en dan buiten de genoemde grenzen rondzwerven; in de westelijke landen komen zij echter niet tot aan den Kaukasus of tot aan de Zwarte Zee. Op de eilanden van den Maleischen Archipel, met uitzondering echter van Sumatra en Java, komt de Tijger niet voor. Evenmin vindt men hem op het eiland Ceylon.
Over den Tijger op Java schrijft Dr. W. R. van Ho?vell o. a. het volgende: "Overal waar de grond nog schaars is bebouwd, in de vlakten, op de bergen, overal heeft hij zijn schuilplaats en zoekt hij zijn prooi. Sommige streken zijn door haar plaatselijke gesteldheid bovenal bij hem geliefd. In het zuiden van Bantam is hij menigvuldig. Binnen het jaar had men er vijftig gedood. In een dorp woonden acht weduwen, wier mannen door Tijgers waren geveld.
"Bijna nimmer ontmoet men op Java een Tijger in 't wild. Daar is een natuurlijke reden voor; wij maken onze tochten als de zon aan den hemel schijnt--maar in den
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 186
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.