Het Leven der Dieren | Page 5

A.E. Brehm
de smaak nog beter ontwikkeld dan de reuk. De meeste Katten zijn in weerwil van haar ruwe tong voor smaakprikkels zeer gevoelig. Uit de merkwaardige voorliefde van sommige Katten voor sterk riekende planten, zooals Valeriaan en Kattenkruid, leidt men af, dat de reuk bij haar slechts een zeer ondergeschikte rol vervult; de Katten wentelen zich, alsof zij gek zijn, over deze planten heen, geraken hierdoor als 't ware in een roes; terwijl dieren met meer verfijnde reukorganen hun afschuw voor dergelijke voorwerpen niet verhelen.
De Katten nemen, wat de ontwikkeling harer geestvermogens betreft, een lageren rang in dan de Honden, echter niet zooveel lager, als gewoonlijk aangenomen wordt. Men moet hierbij niet uit het oog verliezen, dat wij bij het beoordeelen van de geestesbekwaamheden der beide famili?n voortdurend twee typen voor oogen hebben, die geen juisten maatstaf voor deze beoordeeling opleveren; men kan den Huishond, die sedert duizenden van jaren door zijn verkeer met den mensch ontwikkeld is, niet op ����n lijn stellen met de verwaarloosde en niet zelden mishandelde Huiskat. Bij de meeste soorten van Katten treden wel is waar de hoogere of edelere begaafdheden van den geest minder op den voorgrond dan de lagere, maar toch levert onze Huiskat, als hij goed behandeld wordt, ons het bewijs, dat ook Katten voor opvoeding en veredeling van den geest vatbaar zijn. De Huiskat levert vaak genoeg voorbeelden van trouwe gehechtheid aan den mensch en van een goed ontwikkeld verstand. Gewoonlijk geeft de mensch zich niet de moeite hare bekwaamheden nader te onderzoeken, maar laat zich tegen haar innemen door het algemeen heerschend vooroordeel en wordt hierdoor van een zelfstandig onderzoek teruggehouden. Het karakter van de meeste soorten is een vereeniging van bedaarde omzichtigheid, volhardende sluwheid, bloedgierigheid en vermetelheid. In de gevangenschap vertoonen zij zich weldra geheel anders dan in vrijen toestand; zij erkennen de oppermacht van den mensch, gevoelen dankbaarheid jegens haar meester, verlangen, dat hij haar zal vleien en liefkoozen, kortom zij worden dikwijls volkomen tam, zij het dan ook, dat soms hare diep ingewortelde, natuurlijke neigingen plotseling weder op den voorgrond treden. Dit is hoofdzakelijk de reden waarom men de Katten valsch en arglistig noemt, want zelfs niet eens de mensch die gewoon is dieren te kwellen en te mishandelen, wil hun het recht toekennen, een enkele maal voor eenige oogenblikken het hun opgelegde juk der slavernij af te schudden.
Katten vindt men tegenwoordig in alle deelen der Oude Wereld (met uitzondering van het Australische faunistische rijk, waar hoogstens verwilderde Huiskatten voorkomen) en in Amerika. Zij bewonen de vlakten zoowel als de bergen, dorre zandgronden zoowel als vochtige laagvlakten, het bosch zoowel als het veld.
Haar voedsel ontleenen de Katten aan alle klassen van de Gewervelde Dieren, hoewel het niet te ontkennen valt, dat de Zoogdieren het meest aan hare vervolgingen zijn blootgesteld. Eenige soorten maken bij voorkeur jacht op Vogels, andere, die echter een kleine minderheid uitmaken, eten bovendien het vleesch van sommige Kruipende Dieren, vooral van Schildpadden, nog andere gaan zelfs op de vischvangst uit.
Bij 't vangen van een prooi handelen alle soorten van Katten ongeveer op dezelfde wijze. Zachtjes, met onhoorbare schreden sluipen zij door haar jachtgebied, uiterst nauwkeurig, acht gevend op alles, in alle richtingen loerend en scherp luisterend. Zelfs van het zwakste gedruisch trachten zij de oorzaak op te sporen. In diep gebogen houding gaan zij er op af, den buik bijna op den grond, zoodat zij schijnen voort te glijden. Steeds houden zij zich onder den wind, om te voorkomen, dat de bewijzen van de nabijheid van het roofdier door luchtstroomingen naar het slachtoffer overgedragen worden. Eindelijk acht de Kat den afstand gering genoeg, om tot den aanval over te gaan. Met ����n of twee sprongen heeft zij haar prooi bereikt. De vreeselijke klauwen doorklieven den nek of de zijden van het onverhoeds overvallen dier, dat met den bek aangevat, en eenige malen achtereen hevig gebeten wordt. Vervolgens ontspannen de spieren, die de kaken opeenklemmen, zich een weinig; de roover laat evenwel zijn prooi niet los, houdt haar voordurend in 't oog, en bijt opnieuw, zoodra hij bij den overwonnene een bewijs van leven opmerkt. Vele Katten laten onder deze bedrijven een geknor of gebrul hooren, dat evenzeer welgevallen als begeerigheid of toorn te kennen geeft; ook bewegen zij de spits van den staart heen en weer. De meeste hebben de afschuwelijke gewoonte, haar slachtoffer lang te martelen: schijnbaar gunnen zij het een weinig vrijheid en laten het zelfs dikwijls een eind ver loopen, om het echter steeds op 't rechte oogenblik weer te vatten, opnieuw neer te drukken en nogmaals te laten loopen; dit wreede spel wordt voortgezet, totdat het gepijnigde dier aan zijne wonden bezwijkt. Zelfs de grootste soorten vermijden een gevecht met dieren, van welke zij een grooten tegenstand verwachten, en vallen hen alleen dan aan, als de ervaring hun geleerd heeft,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 186
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.