Het Geuldal | Page 5

L. H. J. Lamberts Hurrelbrinck
dont le modèle est dans l'article suivant.
Art. 6. Je reconnais que l'université des citoyens français est le
souverain, je promets fidelité et obéissance à la République et à la
constitution, de l'an 3, je déclare de haïr la royauté et l'anarchie.
Art. 7. Tout individu qui, une décade après la publication du présent
décret exercera le ministère d'un culte sans avoir satisfait aux deux
articles précédents sera condammé à une amende de 5000 livres (francs)
et à un emprisonnement, qui ne pourra excéder un an ni être moindre de
trois mois. En cas de récidive il sera condamné à dix ans de gène
(eenzame opsluiting met water en brood).
Ziedaar het werk der mannen, die beweerden de vrijheid boven alles
lief te hebben.
Toen Max Delacroix, pastoor te Valkenburg, opgeroepen werd om te
verschijnen op het stadhuis van dit plaatsje om den voorgeschreven eed
af te leggen, weigerde de brave priester te gehoorzamen.
Zijn Meester had hem verboden, zeide hij, "te haten" wien het ook zij;
dien eed van haat aan het koningschap wilde hij derhalve niet zweren.
Steunende op de aangehaalde wetsartikelen werd hem namens de
Fransche Republiek het recht ontzegd om verder het ambt van priester
te vervullen; de kerk werd gesloten. Hun God willende blijven dienen,
voorgegaan door den eerwaardigen grijsaard, hebben Valkenburg's
ingezetenen toen in de duistere spelonk het kerkje uitgehouwen, dat
thans nog in zijn oorspronkelijken staat den vreemdeling wordt
gewezen.

Hier heeft de oude Delacroix, na zijn terugkeer uit de gevangenis de
Heilige Mis gecelebreerd; hier heeft hij aan den stervenden de laatste
troostmiddelen toegediend, hier heeft hij den man en vrouw vereenigd;
hier heeft hij hun kinderen gedoopt. Dit alles mocht hij doen, zonder
bevreesd te zijn voor eene overrompeling der Franschen.
Hier toch durfden zij zich niet wagen, uit vrees voor den kogel, door
den een of anderen in die donkere wegen verborgen vijand op hun borst
gericht. Menig Fransch soldaat heeft op deze wijze het leven verloren,
zonder dat ooit iemand zijn moordenaar heeft kunnen ontdekken.
Eerst na een verblijf van achttien maanden hebben de vluchtelingen
hunne onderaardsche woningen mogen verlaten, velen met een ziek,
geknakt lichaam.
Onder dezen behoorde ook de oude Delacroix; na een drietal jaren
stierf hij, diep betreurd door al zijn getrouwen.
Een dergelijk kerkje, grooter, weelderiger ingericht, met niet
onverdienstelijke muurschilderingen treft men ook aan in de
mergelgroeven van Geulhem.
Ook de priesters van Berg en Terblijt hebben geweigerd den
voorgeschreven eed te zweren; ook zij zijn gevlucht in de donkere
gangen; ook zij hebben hier met hunne parochianen anderhalf jaar
verblijf gehouden.
Nog tal van bijzonderheden treft men in deze groeven aan.
In het Romeinsch gedeelte der Valkenburger grot bevindt zich de
zoogenaamde "Driedrup", een plaats, waar zoo lang deze gang bekend
is, drie druppels water van het gewelf neervallen in een door dit
eeuwenlang neerstorten gevormde kom.
Onafhankelijk van jaargetijde of weersgesteldheid vallen zij neer met
dezelfde regelmatigheid als het tikken van een uurwerk.
Verder een vijver, een groote waterplas, waar men met een roeibootje

op kan varen, welke om de zeven jaren opkomt en weer wegzinkt.
In de Geulemer gangen groeit tegen een kalen muur in zwarte
duisternis een plant, in de botanie bekend onder den naam van
"Rhizomorpha subterreana" geheel gelijkvormig aan het geraamte van
een blad.
Op een andere plaats is de wand allerwege bedekt met vliegen, kleiner
dan onze gewone huisvlieg; zij komen alleen voor op één enkele plek.
Onbegrijpelijk hoe ze hier gekomen zijn, wat deze diertjes noopt om
zich niet te verplaatsen en waarmede zij zich voeden?
Als zij elkander verslinden zouden zij toch eindelijk moeten
verdwijnen.

Eigenaardig vooral, dat in deze streken de bewoners trouw zijn
gebleven aan de taal, de gewoonten, de zeden, zelfs aan de feesten der
voorouders.
De taal is onverbasterd gebleven; er wordt nog ten huidige dagen
gesproken hetzelfde dialect als voor driehonderd jaren, een
mengelmoes van Fransch, Duitsch en Hollandsch, met als
overblijfselen uit den tachtigjarigen oorlog enkele Spaansche woorden
als "den amigo" voor bureau van politie, een nina kinneke "klein
kindje" en meer andere dergelijke uitdrukkingen.
Elke plaats heeft z'n eigen taal, waar tusschen het verschil somtijds, in
aanmerking den korten afstand, zeer groot mag genoemd worden bijv:
"mooi meisje geef mij een kusje" luidt in het Maastrichtsch "schoen
meitske gèf mich e puunsje", de Valkenburger zegt "schoin mädje gèf
mich e muilke".
De taal zonder scherpe g, schier zonder keelklanken--de "sch" wordt
uitgesproken evenals in het Duitsch--klinkt zoet, vloeiend, verhoogd
nog door het ietwat zangerige, waarmede de Limburger spreekt.

Dat sprekend zingen heeft misschien zijn oorsprong te danken aan de
bizondere voorliefde, welke iedere Zuid Limburger koestert voor de
muziek.
Geen enkele plaats, geen enkel dorp, geen enkel gehucht zelfs, dat niet
kan bogen op een of meer harmonieën, fanfare- of zanggezelschappen.
't Zijn dikwijls zeer goede muziek vereenigingen, zooals nog
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 11
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.