beroepen zij zich op de nog bestaande gelijkluidende namen als Ransdal--verkorting van Ravensdal en Ravensbosch, beiden in de onmiddellijke nabijheid van Valkenburg.
Deze bewering heeft echter in de wereld der geleerden niet algemeene instemming gevonden.
Een onloochenbaar feit is het niettemin, dat de Romeinen in deze streken zijn geweest, dat zij ook hier hunne "Castra" of legerplaatsen hebben gehad; talrijk toch zijn de Romeinsche penningen en voorwerpen van huishoudelijken aard, meest aardewerk (terra sigillata), welke hier als ook in het naburige Heerlen gevonden zijn.
Bij Meerssen, in de onmiddellijke nabijheid van den grooten weg, heeft men in het jaar 1865 onder een korenveld de fundamenten van een geheel Romeinsch huis ontdekt; dezelfde vondsten zijn nog in den zomer van dit jaar gedaan bij eene hoeve, de Heihof, in de nabijheid van Valkenburg.
Voor het eerst vinden wij den naam van het Limburgsch stadje vermeld in een Charter van Keizer Hendrik III, waarbij hij in het tweede jaar zijner regeering in de kalenden van Maart (15 Februari) van het jaar 1041 zijne bezittingen, gelegen in Falkenborgh ten geschenke gaf aan zijne nicht of bloedverwante Irmengarde.
Later wordt weer van dezen naam gewag gemaakt, in een schenkingsbrief van den toenmaligen aartsbisschop van Keulen, die Valchenburch overdraagt aan de collegiale kerk Sancta Maria ad gradus te Keulen.
Verder leert de geschiedenis ons de namen van "Gozewyn", "Walram", "Hendrik", "Diederik", "Reginald" als heeren van het vrij rijksleen "Valckenborch". 't Waren alle dappere, onversaagde helden, getrouw aan hun eenmaal gegeven woord, evenals alle heeren, ridders en grooten van Gulp en Geul.
Na den voor de Limburgers zoo noodlottigen, maar tevens zoo roemrijken slag van Woeringen tegen Jan I van Brabant in 1288 schreef Jan van Heelu (een priester, genaamd van Leeuwen), zelf Brabantsch onderdaan, over de strijders van Gulp en Geul gewagende:
"Want sie waren De eerste ende die leste In den strijt--ende ooc die beste"
De kronieken van Maastricht, door de "Societé d'Archéologie" in druk gegeven, geven herhaald verslagen van gevechten tusschen de Luikenaren en de Valkenburgers.
Zoo vinden wij in het jaar 1465 aangeteekend, dat de Luikenaars, met den markgraaf van Baden en diens broeder aan hun hoofd, 's Woensdags na St. Gillisdag naar Valkenburg togen om den burcht en de stad te bestormen.
De Valkenburgers, van ouds niet mak, zooals wordt vermeld, weerden onder aanvoering van den drossaard Diederik van Pallant tot Withem en diens broeders, den vijand kloekmoedig af.
Zij vochten als leeuwen en doodden drie en tachtig Luikenaren. De Badensche graven, onmiddellijk gevolgd door de Luikenaren, vluchtten in allerijl, terwijl zij hunne beste buksen in den steek lieten.
Enkele jaren later wilden de Luikenaren weer wraak nemen. Onder aanvoering van gebroeders van der Marc d'Arenbergh en graaf Willem van der Marck, bijgenaamd het Wilde zwijn der Ardennen--in 1480 te Maastricht op het Vrijthof onthoofd--deden zij wederom een aanval op de Grendelpoort, maar ook ditmaal werden zij met groote verliezen teruggeslagen.
Ziehier enkele geschiedkundige aanteekeningen uit de grijze oudheid van het land, dat een dertigtal jaren geleden tamelijk wel mocht heeten een terra incognita voor de bewoners der overige provinci?n van ons vaderland; niemand kende het land, noch de bewoners; er bestond een wantrouwende achterdocht tegen de rebellen en oproermakers, die in 1830 partij voor Belgi? hadden getrokken.
Thans geheel anders; thans duizenden en duizenden, welke in de zomermaanden, gebruik makende van de goedkoope vacantiekaarten, optrekken naar het kleine stadje om daar in een der tallooze h?tels gedurende enkele dagen of weken te verblijven. Schier immer hun eerste wandeling over het smalle pad langs de snel vlietende Geul, hier en daar een wijle verpoozend, om hun aandacht te schenken aan enkele forellenvisschers, naar de Rotswoningen te Geulem (Geulheim, huis van de Geul).
't Zijn oorspronkelijk geweest holle kloven of holen in de hooge zandsteenrotsen, welke zich verheffen terzijde van den weg.
Het vervaardigen dezer woningen heeft niet veel moeite, niet veel tijd en evenmin veel geld gekost; van voren heeft men eenvoudig de openingen dichtgemaakt, daar een deur en venster in geplaatst en het huis was gereed om de bewoners te ontvangen.
Bepaald geriefelijk is het dan ook niet, sierlijk evenmin met de kale bobbelende rotswanden als muren, oprijzende uit den ongelijken vloer, waarop enkele armoedige meubelen, een tafel, een paar stoelen, een bed en een kastje staan te wiebelen. In een hoek is een in de rots uitgehouwen nauwe steile, afgebrokkelde en afgesleten trap, een waagstuk om deze te betreden; deze voert naar een ruimte, van voren geheel open, van achteren in verbinding met twee donkere gangen, wijd zich uitstrekkend tot in de onderaardsche groeven van Geulhem.
Dicht bij de opening staat een gemetselde oven; een schoorsteen is er niet; de luchtstroom uit de grot heeft slechts den rook naar buiten te verdrijven.
Aan den rand der opening, als een bonte lijst langs de rotswanden, een smalle strook, waarin kleurige bloemen en groenten, tuin en koolhof tegelijkertijd.
Kostbaar wonen is het hier niet; de bewoners betalen slechts enkele guldens aan de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.