Het Geheimzinnige Eiland | Page 5

Jules Verne
water, dat toen volkomen kalm was; noch op den bodem noch in een ander gedeelte van den put bevond zich een pad. De muur, waartegen Cyrus Smith met het heft van zijn mes sloeg klonk dof. De vraag waar dit kanaal uitkwam, aan welke zijde van de kust en hoe diep onder het vlak der zee, kon niet beantwoord worden.
Cyrus Smith had zijn onderzoek volbracht, klom naar boven, trok de ladder op, bedekte de opening van den put en keerde, in gedachten verzonken, naar de groote zaal van het Rotshuis terug, bij zich zelven mompelende:
"Ik heb niets gezien, en toch is er iets!"

II.
Het schip wordt getuigd.--Een aanval van chilische honden.--Jup gewond.--Het schip wordt voltooid.--Overwinning van Pencroff.--De Bonadventure.--Eerste tocht ten zuiden van het eiland.--Een onverwacht stuk.
Dienzelfden avond kwamen de jagers terug met een groote vangst, en letterlijk met wild beladen, zij droegen zooveel als vier man konden dragen. Top had een krans van eenden om zijn hals en Jup zijn gordel vol snippen.
"Zie eens mijnheer," riep Nab uit, "nu kunnen wij onzen tijd besteden! Konserf en paté! Wat zullen wij een heerlijken voorraad krijgen! Maar iemand moet mij helpen. Ik reken op u, Pencroff."
"Neen, Nab," antwoordde de zeeman. "Ik moet bij mijn schip zijn, en gij zult het zonder mij moeten doen."
"En gij, mijnheer Harbert?"
"Ik, Nab? Ik moet morgen naar de kraal," antwoordde de knaap.
"Zult gij mij dan helpen, mijnheer Spilett?"
"Om je te dienen, Nab," antwoordde de reporter, "maar ik waarschuw je, wanneer gij mij met uwe recepten bekend maakt, dat ik ze uitgeef."
"Zooals gij wilt, mijnheer Spilett," antwoordde Nab, "zooals gij wilt!"
En zoo werd Gideon Spilett, als helper van Nab, den volgenden morgen, in diens werkplaats gebracht. De ingenieur had hem echter eerst den uitslag medegedeeld van zijn ontdekkingstocht, dien hij den vorigen dag gemaakt had, en de reporter deelde in dit opzicht de meening van Cyrus Smith, dat er, hoewel hij niets gevonden had, toch een geheim te ontdekken bleef.
De koude hield nog een week aan en de kolonisten verlieten het Rotshuis slechts om voor hun gevogelte te zorgen. Een heerlijke geur steeg uit de keuken op door de spijzen die Nab en de reporter bereidden; maar niet al het wild dat den vorigen dag gevangen was werd tot paté gemaakt, en daar het gedurende die koude zich goed hield, werden de wilde eenden en andere op de oude manier toebereid, en volgens de kolonisten waren het de fijnste watervogels ter wereld.
Die week werkte Pencroff, bijgestaan door Nab, die handig de zeilen naaide, met zulk een ijver dat deze geheel gereed kwamen. Eenigen tijd later was het schip getuigd en zeevaardig. Pencroff heesch zelf de vlag van blauw, rood en wit, waarvan de kleuren verschaft waren door verfplanten, die zeer overvloedig op het eiland groeiden. Hij had slechts bij de zeven en dertig sterren, die de zeven en dertig Vereenigde Staten vertegenwoordigden een acht en dertigste gevoegd, de ster van "Staat Lincoln," want hij beschouwde zijn eiland als reeds aan de groote republiek gehecht.
"En het is het van harte, zoo het dit nog niet feitelijk is."
De vlag werd intusschen voor het middelste raam van het Rotshuis geplant en de kolonisten begroetten haar met een driedubbel hoezee.
Het koude jaargetijde zou spoedig achter den rug zijn en het scheen dat deze tweede winter voorbij zou gaan zonder gewichtige gebeurtenis, toen in den nacht van 11 Augustus de bergvlakte door een algeheele verwoesting bedreigd werd.
Na een drukken dag sliepen de kolonisten gerust, toen zij tegen vier uur in den morgen plotseling door het blaffen van Top gewekt werden.
Deze keer blafte de hond niet bij de opening van den put, maar op den drempel van de deur, waartegen hij opsprong als wilde hij haar openstooten. Ook Jup uitte schelle kreten.
"Wat is er, Top!" riep Nab, die het eerste wakker werd.
Maar de hond blafte nog harder.
"Wat is er dan?" vroeg Cyrus Smith.
En allen snelden in haast gekleed naar de vensters van hun kamer, die zij openden.
Voor zich hadden zij een dikke laag sneeuw, nauwelijks zichtbaar in dezen stikdonkeren nacht. De kolonisten zagen niets, maar zij hoorden een zonderling gehuil in de duisternis. Blijkbaar waren er een groot aantal dieren aan de kust, die men nu niet zien kon.
"Wat is dat?" riep Pencroff uit.
"Wolven, jaguars of apen!" antwoordde Nab.
"Te drommel! Maar zij kunnen toch niet op de bergvlakte komen!" zeide de correspondent.
"En ons gevogelte," riep Harbert, "en onze planten?..."
"Hoe zijn zij daar dan gekomen?" vroeg Pencroff.
"Zij zullen over de brug zijn gegaan," antwoordde de ingenieur, "die een van ons waarschijnlijk vergeten heeft op te halen."
"'t Is waar ook," riep Spilett uit, "ik herinner mij haar open gelaten te hebben."
"Dat is een mooie trek, dien gij ons daar gespeeld hebt, mijnheer Spilett!" zeide de zeeman.
"Wat gebeurd is, is gebeurd," antwoordde Cyrus Smith. "Laten wij liever nagaan wat ons te doen staat."
Dit waren de vragen en antwoorden
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 93
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.