Herfsttij der Middeleeuwen | Page 9

Johan Huizinga
om te bidden voor de genezing zijns vaders. De verschrikte burgers stroomen ter
kerke, ontsteken honderden kaarsen, liggen geknield of neergeworpen, in tranen, den
ganschen nacht, terwijl de klokken aldoor luiden [35].
Als het volk van Parijs, in 1429 nog Engelsch-Bourgondischgezind, verneemt, dat
broeder Richard, die hen nog pas zoo innig had aangegrepen met zijn preeken, een
Armagnac is, en de steden heimelijk ompraat, dan vervloeken zij hem bij God en de
heiligen; voor den tinnen penning met den naam van Jezus, dien hij hun gegeven had,
nemen zij het Andrieskruis, het partijteeken van Bourgondië. Zelfs het hervatten van de
dobbelspelen, waartegen broer Richard geijverd had, geschiedde, meent de burger van
Parijs, "en despit de luy" [36].
Men zou meenen, dat het schisma tusschen Avignon en Rome, dat geen dogmatischen
grond had, geen geloofshartstocht kon hebben gewekt in de landen, ver van de beide
centra verwijderd. Toch ontwikkelt zich ook daar het schisma onmiddellijk tot een felle
en hevig bewogen partijzaak, tot een tegenstelling als van geloovigen en ongeloovigen.
Wanneer Brugge overgaat van den paus te Rome tot dien van Avignon, verlaten tal van
lieden huis en stad, bedrijf of prebende, om in Utrecht, Luik of een ander gebied der

urbanistische obedientie naar hún partij te kunnen leven [37]. Te Rozebeke in 1382 is de
Fransche legeraanvoering in twijfel, of men tegen de opstandige Vlamingen de oriflamme,
de heilige koningsvaan, zal ontplooien of niet. De beslissing valt: ja, want die Vlamingen
zijn urbanisten, dus ongeloovigen [38]. Pierre Salmon kon te Utrecht geen priester vinden,
die hem zijn paasch wil laten vieren, "pour ce qu'ils disoient que je estoie scismatique et
que je créoie en Benedic l'antipape", zoodat hij alleen in een kapel gaat biechten, alsof hij
't voor een priester deed, en de mis hoort in het Kartuizerklooster [39].
Het sterk bewogen karakter van partijgevoel en vorstentrouw werd nog verhoogd door de
machtige suggestieve werking, die er uitging van al de partijteekens, kleuren, emblemen,
deviezen, kreten, die elkander somtijds in bonte wisseling opvolgden, meestal zwanger
van moord en doodslag, een enkele maal teeken van blijder dingen. Wel twee duizend
personen trokken in 1380 den jongen Karel VI bij zijn intocht in Parijs tegemoet, allen
gelijk gekleed in half groen half wit. Tot driemaal toe zag men in de jaren 1411 tot 1413
heel Parijs plotseling met ander kenteeken getooid: paarse kaproenen met het
Andrieskruis, witte kaproenen, dan weer violette. Geestelijken, vrouwen en kinderen
droegen ze. Tijdens het schrikbewind der Bourguignons te Parijs in 1411 werden iederen
Zondag de Armagnacs onder klokgelui geëxcommuniceerd; men behing de
heiligenbeelden met het Andrieskruis, ja, sommige priesters wilden bij de mis en bij den
doop het kruisteeken niet recht maken, zooals de Heer gekruist was, maar maakten het
schuins [40].
De blinde hartstocht, waarmee men zijn partij, zijn heer of ook zijn eigen zaak volgde,
was mede een uitingsvorm van het muurvaste, steenharde rechtsgevoel, de onwrikbare
verzekerdheid, dat elke daad haar uiterste vergelding eischt. Het middeleeuwsche
gerechtigheidsgevoel was voor drie kwart heidensch. Het was wraakbehoefte. De kerk
had wel de rechtsgewoonten getracht te verzachten door aandrang op zachtmoedigheid,
vrede, vergevensgezindheid, maar het eigenlijke rechtsgevoel had zij daarmee niet
veranderd. Integendeel, zij had het geëxaspereerd, door aan de vergeldingsbehoefte den
haat tegen de zonde toe te voegen. De zonde nu, dat was al te vaak: wat mijn vijand doet.
Er was een enorme spanning gekomen van barbaarsch-religieus gerechtigheidsgevoel;
onder invloed van de zonde-opvatting was de afkoopbaarheid van het misdrijf meer en
meer teruggedrongen, en zoo is het einde der middeleeuwen de bedwelmende bloeitijd
van pijnlijke gerechtigheid en justitieele wreedheid geworden. Daar was geen oogenblik
van twijfel, of de boosdoener zijn recht verdiend had. Daar was innige voldoening over
treffende daden van justitie, door den vorst zelf verricht. Daar waren vlagen van straffe
gerechtigheid, dan tegen roovers en geboefte, dan tegen heksen en toovenaars, dan tegen
sodomie.
Wat in de justitieele wreedheid der late middeleeuwen treft, is geen ziekelijke perversiteit
maar het dierlijke, verstompte jolijt, dat het volk erin had, de kermisvreugde ervan. Die
van Mons koopen een rooverhoofdman tegen veel te hoogen prijs, voor het genoegen van
hem te vierendeelen, "dont le peuple fust plus joyeulx que si un nouveau corps sainct
estoit ressuscité" [41]. Tijdens de gevangenschap van Maximiliaan te Brugge in 1488
staat op de markt, waar de gevangen koning het kan zien, de pijnbank op een hooge
estrade, en het volk krijgt er niet genoeg van, de van verraad verdachte
magistraatspersonen telkens weer te zien pijnigen, en weerhoudt de executie, waar dezen

om smeeken, om nieuwe kwellingen te genieten [42].
Tot welke onchristelijke uitersten juist de vermenging van geloof en wraakzucht leidde,
bewijst de gewoonte, die in Frankrijk en Engeland heerschte, om den
terdoodveroordeelde niet alleen het viaticum maar ook de biecht te weigeren. Men wilde
hun ziel niet redden, men wilde hun doodsangst verzwaren
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 187
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.