maar 'k voel me als 'n kanarie in 'n kooi!"
'n Kwartier lang schuierde z'n haar spinnewebben en kalk van 't plafond--toen, 'n weinig ge?chauffeerd, liet-ie zich zakken.
"De eerste dagen kun je je op zolder oefenen, Piet," zei mevrouw: "'k had 't nooit, nóóit gedacht...."
De zolder. Uitnemender inval had niemand kunnen hebben. In 'n kámer vliegen, dat merkte je wel dadelijk, had z'n bezwaren. De electrische kroon zat dwars--wat 'n geluk dat ze 't gas hadden afgeschaft: de orkaan der twaalf zijden vleugels ware een verwoesting voor gloeikousjes en glazen geweest.... De zolder, hoog en ruim, met dwarsbalken voor zitjes, en 'n paar dakramen om van te watertanden, werd een prachtig oefeningsluchtveld. Mevrouw, meneer, Amélie sjouwden de onnoodige dingen in 'n hoek, stapelden de koffers op de waschkist, leien de droogstokken te zaam. En opnieuw vloog meneer met 'n akelig-tam vaartje rakelings langs de spinten. De kunstjes van het draaien had-ie al heel gauw te pakken. Dat lukte vanzelf als je links of rechts snèller trapte. Precies als de parachute, die zoo luchtig openknipte als 'n parapluie. Toch was 't niet dàt. Om lekker, rustig te vliegen, had je de Ruimte noodig, zoo niet het Heelal, dan toch 'n plein of 'n stuk wei. Maar de buren, het Dorp. Je moest je zoo in acht nemen. 'n Nieuwe hoed bracht je in Holland op de tong--'t boute, drieste van 'n vliegmachine kon je fatsoenlijke-burger-reputatie voor jaren knakken. Dat gaf herrie, gespot, geraas--niet te bèrékènèn. Als je op klaarlichten dag alleen maar in de goot wandelde, werd je voor gek versleten, had je kans dat de politie er aan te pas kwam. Alle overheids-overwegingen baseerden op den beganen grond, ontweken in haar conservatieven bouw het mateloos begrip lucht en hemel, zoolang dit ongrijpbaar ding onnoodig bleef voor bedrijfs en personeel of zoodra er nà bezetten tijd kleeden werden geklopt. De vliegmachine plofte die lauwe, domme onverschilligheid als een zeepbel uiteen. De begane grond, waar je 'm--o, spreekwoordlijke bluf!--en vol d'oiseau bekeek, was 'n ingewikkeld, raar spinneweb, 'n labyrinth van greppels, schuttingen, ijzerdraad-versperringen, hekken, muren. Van je jeugd af was 't je door vermaningen, opstoppers en dreigementen ingestampt, dat je de beslotenheid van een terrein had te ontzien. Later begreep je volkomenst de dreigende waarschuwing:
Verboden toegang, ingevolge art. N. N. wetboek van strafrecht, voelde je de kadastrale wetenschap als eene logisch-noodzakelijke. Doch nu. Het exacte, wel-gesnoerde van den beganen grond, bewoog als 't gewarrel van dansdronken lieden, wanneer je als tirailleur der eenvoudigste vliegwerkelijkheid, je fantasie tot vogelvlucht zette. Pieter Zwaluw, voorzichtig staatsburger, die nog nimmer met de Overheid geharreward had, die z'n belastingen dádelijk betaalde, zonder 'n waarschuwing te wachten, die geen flauw begrip had hoe het manend formulier van gas- of waterleiding er uit zag, die z'n villa-deftigheid stormenderhand veroverde door z'n degelijke hollandsche stilte en venster-bedektheid, Pieter Zwaluw bekrauwde ernstig z'n al grijzende bakkebaarden. Het vliegen nòch 't voorvoelen eener huizenhooge vlucht deed 'm duizelen--: het nièt in kadastrale vakken gehakt zijn der lucht, die onvoorziene anarchie boven de daken en boomen gaf 'm congesties. "Dit is mijn land en dat is mijn water," kon je sta-vast zeggen. Geen welgeschapen mensch zou er zich om verwonderen. Maar het: "dit is mijn lucht" borrelde nog een weinig in gedachten-onthutsing. Links van zijn villa was een uitgestrekt villa-terrein met bosschen en vijvers van een zonderling jonkheer. Geen der buren had er iets anders van gezien dan het afsluitend struikwerk. Als hij, Pieter, uitvloog bleef 'm niets meer geheim, zag-ie de paden, het huis tot in finesses. Dat mocht en het mocht niet. Een vogel op je erf mocht je schieten, maar 'n mensch? Rechts van de villa, op 'n tien minuten afstand, had het Rijk forten en schansen gebouwd. Bij de ophaalbrug liep een schildwacht. Niemand kreeg toegang. Maar boven, boven in de wolken, bij de discrete vogels en nog discreter sterren? Waar hielden de greppels, de schuttingen, de ijzerdraad-versperringen, de hekken, de muren op--waar begonnen ze in de oneindige Eenheid bóven? Waar pleegde je overtreding, waar stoornis van het wetboek van strafrecht, waar lùcht-vredebreuk? Je kon makkelijk en onbezonnen ráák gaan vliegen, als zulke excessen in je karakter leien, doch in minimalen tijd, terug op den geordenden beganen grond, zat je op gebrande blaren, kon je je onbesproken bestaan beklad en bevuild zien door verbalen en explooten.... 'n Eerste vlieger had geen baantje. De appel leek wrang. En dat alleen, omdat de ouwbakken wetgever de gevallen van "hinder, gevaar en schade" beneden een normale hoogte van vijftien meter getaxeerd had.
Een avond, bij theevisite, waagde Pieter het voorzichtig 'n advocaat te polsen, die in het dorp 'n grooten naam had, omdat-ie 'n paar maal candidaat voor de Tweede Kamer was geweest en in 'n beruchte zaak de beruchten vrij had gepleit.
"Amice," vroeg-ie langs z'n neus weg: "mag je in 'n eikeboom bij
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.