The Project Gutenberg EBook of Gedichten, by Frans Bastiaanse
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Gedichten
Author: Frans Bastiaanse
Release Date: March 7, 2005 [EBook #15273]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
0. START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GEDICHTEN
***
Produced by Miranda van de Heijning, Frank van Drogen and the
Online Distributed Proofreading Team.
BASTIAANSE
GEDICHTEN
Van dit werk zijn 175 exemplaren gedrukt op
zwaar papier en in keurband gebonden á f 1.
NEDERLANDSCHE
BIBLIOTHEEK
ONDER LEIDING VAN L. SIMONS
FRANS BASTIAANSE
GEDICHTEN
UITGEGEVEN DOOR DE
MAATSCHAPPIJ VOOR
GOEDE
EN GOEDKOOPE
LECTUUR AMSTERDAM
VOORWOORD.
In dezen bundel heb ik verzen vereenigd, die--niet wat het schrijven
maar--wat het beleven betreft, behooren tot vier achtereenvolgende
perioden.
Van het boek "Jeugd" vindt men hier het eerste deel, voor zoo ver dat
geschreven was en voor publicatie geschikt werd gerekend, nagenoeg
compleet.
De gedichten uit het boek "Natuur en Leven" zijn bestemd te worden
opgenomen in een eventueelen herdruk van dat bundeltje; die uit
"Dood" zijn ontleend aan een klein geheel, dat wellicht later zal worden
gepubliceerd, terwijl de hier gegeven en andere verzen uit "Van Later
Dagen" bestemd zijn om den ganschen cyclus af te sluiten.
FRANS BASTIAANSE.
Hilversum, Maart 1909.
I. Verzen uit het Boek "Jeugd".
AAN IDA DE V.
If by misadventure, chance should bring
Thee to base company (as
chance may do),
Quite unaware of what thou dost contain,
I prithee,
comfort thy sweet self again,
My last delight! tell them that they are
dull
And bid them own that thou art beautiful.
Percy Bysshe Shelley.
OPDRACHT.
Gij, die als een stille nachtvlam
Voor mijn venster hebt gebrand,
Toen de diepe diepe nacht kwam
Over 't donker levensland;
Gij die als een hand waart, wenkend
Toen mijn voet naar de afgrond
gleed,
Wie ik was altijd gedenkend
Met een glimlach door mijn
leed;
Wie ik, eens zoo trotsch, beloofd heb
Dat mij 't Leven heffen zou
Schoon 't van alles mij beroofd hebb'--
Voor U, wondervolle vrouw,
Zijn mijn verzen, neergeschreven
Bitter soms, maar schoon en waar,
En gij vindt er weergegeven
Wat er menig menig jaar
Bleef aan wanhoop en verlangen
In mijn ziel--zoo néém ze nu
Als
een verren groet, mijn zangen,
Zoo ze zijn, ze zijn voor U.
OCHTEND.
Tusschen weien groen en welig
Staan geboomten vroeg ontbloeid,
Blanke dropp'len op 't fluweelig
Gras zijn, met den dag, ontgloeid;
Zachter gaan hier menscheschreden
Als in een betooverd Eden,
Waar voor de' allereerste maal
Langs de bladeren komt gegleden
Daagraads klare morgenstraal.
Door der boomen breede kronen
Gaat de wind met zachten gang,
En de vogels die er wonen
Maken een verliefd gezang;
Eén, met
luider orglen wil er
Anderen, die, met zwak getriller
Sjirpen naar
het bekje staat,
Overstemmen, maar wordt stiller
Als mijn nade'ring
zich verraadt.
Zie nú, waar de blanke plassen
Spiegelen der wolken tocht,
Tusschen paarse heigewassen
Wolfsklauw, die naar water zocht,--
Waar het zilverwitte berkje
--Voor de spits van 't verre kerkje--
Staat op 't neevlig blauw geheeld
Zweeft op zijn citroengeel vlerkje
Vlinder, die met vlinder speelt.
O! de groote bloeiende aarde,
O! de hemel blauw en goud,
Wist ik
wat zij mij bewaarde,
Wát zij mij verborgen houdt!
Wist ik, dat na
lange nachten
Mijn verlangende gedachten
Eénmaal vonden 't
heerlijk schoon,
Dat van heel der aarde pracht, en
Hemel dragen zal
de króón.
EEN LEVEND BEELD...
Een levend beeld is nu verrezen
En vult mij gansch met klaarder
pracht
Dan ooit de droom een wereldsch wezen
't Verlangend hart
te binnen bracht.
Ik zie de glorie van twee oogen
Mij voorgaan, waar mijn voet ook
treed',
En 't hart, als nooit voorheen bewogen,
Al wat het eens
bewoog, vergeet.
En allen--O! ik kon mijn armen
Om heel de wereld henenslaan,
Want in mijn ziel is een erbarmen
Met al wat leeft, in bloei gegaan,
Behoefte om ieder troost te geven,
Die thans nog in zijn duister
schreit,
Te zeggen: zie, vertrouw op 't Leven
Ook U is de ure straks
bereid.
TEN AANVANG.
De lucht was vol van zilverglansen,
Vol roode tulpen 't groenend gras;
De aloude dom liet vroolijk dansen
Zijn klokken, daar 't de
Meimaand was.
En waar ik ieder blad zag groenen,
Ontbloeid der bloemen blij
gezicht,
En later achter de plantsoenen
Met elken dag het
avondlicht;
De stad met feestlijke geluiden,
De vogels in de' ontloken boom,
Doortoog, als in het wit der bruiden,
Mijn ziel haar schoonste
levensdroom.
En drinkend met de zaal'ge zinnen
Des levens reinste en hoogste
vreugd,
Trad ik het schoone leven binnen:
Het wereldsch paradijs
der jeugd.
DIEN EENEN....
"Ik zou dien Eénen willen zien
Aan wien ik denk altijd,
Als ik hem
zag vandaag, misschien
Was ik mijn vreugde kwijt;
Maar ook--wie weet--misschien mijn leed,
Want, dít is mij zoo
vreemd:
Ik weet niet wat hij geeft, ik weet
Niet wat hij van mij
neemt.
Ik weet niet wat hij met mij doet,
Ik weet alleen maar dat
Ik hem
nog ééns iets zeggen moet,
Maar niet wanneer of wát.
Want altijd als ik spreken wil
Dan bonst mij in de keel
Mijn
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.