von Rothschild, dié zijn evenwel in Parijs gebleven, en geven daarmee te kennen dat ze niet alleen in geldzaken groots en dapper zijn. Ook premier Casimir Périer toonde zich groots en dapper, want hij ging bij het uitbreken van de cholera het H?TEL-DIEU bezoeken; ik geloof dat zelfs zijn tegenstanders het betreuren dat hij als gevolg daarvan – met zijn bekende gevoeligheid – zelf door de cholera getroffen werd. Hij is er nochtans niet aan bezweken, want hijzelf is een nog kwaaiere ziekte?. Ook de jonge kroonprins, de hertog van Orléans, die samen met Périer het hospitaal bezocht, verdient erkentelijkheid. De hele koninklijke familie, trouwens, heeft in deze troosteloze tijd met glans haar mannetje gestaan. Bij het uitbreken van de cholera verzamelde de goede koningin haar vrienden en dienaars en verdeelde onder hen flanellen zwachtels, die ze goeddeels zelf vervaardigd had! De zeden van het oude ridderdom zijn nog niet verzwonden: alleen zijn ze overgegaan in burgerlijke deugden. Hoge Dames voorzien haar kamp tegenwoordig van minder po?tische – maar veel gezondere sjaaltjes. Tenslotte leven wij niet langer in de helm- en harnastijden van de krijgshaftige CHEVALLERIE, maar in de vredevolle burgertijd van de borstrokken en het warme ondergoed. Wij leven niet meer in het ijzeren tijdperk, maar in het tijdperk van flanel. Flanel is werkelijk ons beste pantser tegen de aanvallen van onze ergste vijand, tegen de cholera. "Vandaag zou Venus", zegt Figaro, "een gordel van flanel dragen". Ikzelf steek ook voor de helft in het flanel, en daarom beschouw ik mij als cholera- vast. Ook de koning draagt tenslotte ondergoed van het beste burgerflanel.
Ik mag hier niet onvermeld laten dat onze ROI-CITOYEN zich bij deze algemene rampspoed zeer burgerlijk- medevoelend en edel gedragen heeft, en veel geld uitgegeven heeft voor de armen. ––En nu ik toch op dreef ben, wil ik ook de aartsbisschop van Parijs, Graaf Quelen, hier loven. Na het bezoek van de kroonprins en Périer, is ook hij in het H?tel-Dieu de zieken komen troosten. Hij had nochtans lang daarvoor al voorspeld dat God de cholera als straf zou sturen, om een volk te tuchtigen "dat het bestaan had, de meest christelijke koning af te zetten, en de privilegies van de katholieke staatsgodsdienst in de Charta af te schaffen". Maar nu de toorn Gods de zondaars bezoekt, wil mijnheer Quelen zijn gebed ten hemel richten en genade afsmeken, tenminste voor de onschuldigen – want er sterven ook veel koningsgezinden.
Daarenboven heeft de heer Quelen, de aartsbisschop, zijn eigen slot CONSTANS aangeboden, om er een hospitaal in te richten. De regering heeft dit aanbod moeten weigeren, want het slot is een complete woestenij, helemaal verkrot, zodat de reparaties te veel gingen kosten. Hierbij moet gezegd dat de aartsbisschop ge?ist had, dat men hem de vrije hand zou laten in dat toekomstige hospitaal – en, bij al het lichamelijke lijden van de arme zieken, wilde men niet óók nog eens hun zielen blootstellen aan de pijnlijke reddingspogingen, die de aartsbisschop en zijn geestelijke hulpjes op het oog hadden; men verkoos dus die verstokte revolutionnaire zondaars liever – zonder vermaning betreffende de eeuwige Verdoemenis en het Hellevuur, zonder Biecht of Oliesel – simpelweg aan de cholera te laten sterven. En alhoewel men beweert dat het katholicisme een passende religie is voor tijden die zo ongelukkig zijn als de dag van vandaag – tóch willen de Fransen er zich niet meer in bekwamen. In gelukkiger dagen, zo vrezen ze, konden ze dan wel eens met die ziektereligie blijven zitten.
IV. Père Lachaise
Er lopen tegenwoordig heel wat verklede priesters rond tussen de mensen, met de boodschap dat een gewijde rozenkrans tegen de cholera beschermt. Onze linkse vrienden, de Saint-Simonisten, rekenen het bij de voordelen van hùn geloof dat er geen enkele Saint- Simonist aan de heersende plaag kan sterven – ze redeneren zo: aangezien de vooruitgang een natuurwet is, en aangezien de sociale vooruitgang bij het Saint-Simonisme ligt, is het uitgesloten dat er één van hen sterft, zolang het aantal van hun apostelen nog ontoereikend is. De Bonapartisten houden vol dat als iemand de cholera bij hemzelf gewaar wordt, hij onmiddellijk de Vend?mezuil moet aanschouwen: hij blijft dan in leven. Zo heeft eenieder in deze tijd van nood zijn geloof. Wat mij betreft: ik geloof in flanel.
Een goed di?et kan natuurlijk ook geen kwaad: alleen moet men dan weer niet zó weinig eten als sommige brave mensen doen, die 's nachts hun hongerkrampen voor de cholera houden. Het is vermakelijk om te zien hoe schuw de mensen tegenwoordig aan tafel zitten, en hoe ze daarbij de meest mensvriendelijke gerechten wantrouwig bekijken. Diepzuchtend slikken ze de allerfijnste hapjes door. De dokters hebben hun verteld dat ze geen vrees moeten koesteren en elke ergernis vermijden; maar nu vrezen ze juist dat ze zich onverhoeds aan iets zullen ergeren – en het ergert hen dat ze
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.