beslag in mijn huis maken, zoo waar ik leef, ik smijt den flierefluiter de deur uit!"
"Toe, toe, maak u nutteloos geen kwaad bloed, man," schertste de bazin. "Zie hem daar nu zitten met gesloten vuisten en een aangezicht zoo rood als van een kalkoenschen haan! Bijt mij maar niet, dolle kerel."
"Gij durft mij nog uitlachen, mij bespotten, onbeschaamde?"' gromde baas Noppe, woedend opstaande. "O, weerhield ik mij zelven niet!.... Omdat gij eene vrouw zijt en klein daarenboven, meent gij dat gij mij straffeloos moogt tergen; maar, maar, Christien, om Gods wil, spaar mij, ik zou een ongeluk kunnen doen!"
"Het is uwe schuld, Kobus. Waarom zijt gij zoo opvliegend?" antwoordde zij op zachteren toon. "Met dit haspelen en schreeuwen geraken wij tot geen besluit. Kom, bedaar, mijn vriend; zit neder en laat ons redelijk zijn."
"Ik vraag niet beter; gij weet het wet, Christien," zeide de baas met zichtbare tevredenheid.
"Lieve man, het is moeilijk met u te kouten," begon vrouw Noppe. "Ik heb met engelachtig geduld u aangehoord; wees gij nu even toegevend voor mij en luister op mijne redenen. Trouwt onze Lisa met Frans Houtman, dan zal zij eene boerin zijn en tot het einde harer dagen moeten arbeiden en zwoegen, in nat en droog, van den morgen tot den avond, slechte kost eten en gekleed gaan als eene arme sloof, met eenen groven rok en eene trekmuts. Trouwt zij met Theodoor Peeters, dan wordt zij eene juffrouw, moet niet meer werken, draagt kleederen van zijde en komt voor den burger als eene madam uit de stad...."
"Madam, madam?" viel Kobus Noppe met ongeduld in hare rede. "Onze eenvoudige Lisa eene madam? Waar zijn toch uwe zinnen, vrouw? En daarenboven, gij weet niet wat ge zegt. De secretaris is een onbemiddeld man; wat hij zijnen zoon zou kunnen medegeven is bitter weinig, terwijl de weduwe Houtman integendeel een goeden spaarpot heeft."
"Hij zal zijnen zoon het ambt van secretaris afstaan."
"Zegt hij dat?"
"Ja."
"En waarvan zal hij dan zelf leven?"
"Wat raakt ons dat, Kobus? Hij is landmeter en zal zich dit ambacht met meer vlijt aantrekken."
De herbergier gevoelde met verdriet, dat men geweld zou doen om hem een gevaarlijk of noodlottig besluit af te dwingen.
"Christien, Christien," mompelde hij, "gij hebt u door de fleemerij van den zoon Peeters laten verleiden; maar, ik smeek u, bedenk u toch eens wel, eer gij verder gaat. Theodoor is de echte broeder niet, geloof mij. Hij studeerde vroeger te Turnhout, op kosten van een zijner oomen. Waarom heeft hij het collegie voor den tijd verlaten? Weet gij wat de lieden zeggen? Hij was te lui en wilde niets leeren."
"Kom, kom, flauwe praat van de Houtmans, die hem niet kunnen lijden.... natuurlijk!"
"Die zelfde oom,--een apotheker of drogist,--heeft hem naar Antwerpen doen komen, om hem zijn ambacht te leeren; maar nog geene zes maanden of hij moest hem wegzenden. De jongen gedroeg zich slecht en zijne onoplettendheid deed zijnen oom vreezen, dat hij bij misgreep de klanten zou vergiftigen...."
"Laster van nijdigaards," wedervoer de vrouw. "Theodoor heeft Antwerpen moeten verlaten, omdat hij er de lucht niet kon gewoon worden en gedurig de koorts had.... En indien hij op het collegie geene vorderingen had gedaan, hoe zou hij dan secretaris der gemeente kunnen worden? Hij is integendeel zeer geleerd en verstandig, en slim genoeg om twintig onnoozele boerenjongens als Frans Houtman in de doeken te leggen."
"Maar Lisa heeft geene genegenheid voor hem," morde de baas.
"Ik moet lachen om uwe eenvoudigheid, Kobus. Wat weet gij daarvan? Gij zit immers in haar hart niet?"
"Hoe, vrouw gij zoudt kunnen vooronderstellen....?"
"Is zij hem niet zoo minzaam, dat iedereen het opmerkt? Daarenboven, was het nog niet geheel zoo, wees gerust, het zal wel komen; de zaak is op goeden weg.... en indien Frans op de eeuwige liefde van onze Lisa rekent, dan beklaag ik den armen sukkelaar."
Baas Noppe slaakte eenen zucht en wreef zich met de hand over het voorhoofd. Wat hij hoorde, verblufte hem. Hoe? zijne dochter zou de zuivere, de innige genegenheid van geheel haar leven ontrouw worden? Den goeden Frans verraden, voor iemand dien zij, drie maanden te voren, nog niet kende?"
"Kobus, vriend, wil ik u eens eenen goeden raad geven om uw hoofd van al die muizenissen te verlossen?" vroeg de vrouw met fleemende zachtheid. "Worstel niet langer tegen een besluit, dat gij toch zult nemen. Geef uwe toestemming, dan hebt gij u niet verder daarmede te bemoeien; ik zal alles wel af haspelen zooals het behoort."
"Mijne toestemming geven tot een huwelijk onzer dochter met den zoon van den secretaris? Neen, vrouw, dit doe ik niet, zeg ik u, noch vandaag, noch morgen, noch ooit! Ha, gij meent dat gij, als naar gewoonte, mij zult kunnen dwingen? Ditmaal toch bedriegt gij u. Wij zullen eens zien, of gij eeuwig met mij zult handelen als met een onnoozelen dommerik!"
"Een dommerik? Gave God, dat gij geene
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.