gemis van voedingsmiddelen deed zich destijds vooral in
de streek tusschen Syen-Chou en Pyeng-Yang gevoelen, doordien door
de instrooming van het japansche element het land als 't ware
uitgezogen was. Hetgeen aan groenten en veldgewassen nog
geïmporteerd werd, viel weldra in handen van de japansche
immigranten en garnizoenen, die alles opkochten. Derhalve ontving ik
voor mijn avondmaaltijd alweer rijst, en de vliegen, daarna de
muskieten hielden mij gezelschap. 's Morgens vroeg was ik weder aan 't
station, vreezende dat de trein zonder mij vertrekken zou. Maar er was
geen trein, dien dag niet en den volgenden dag niet. Vermoedelijk was
de oorzaak weer te zoeken in beschadiging van den spoorwegdijk.
Dit bleek ook het geval te zijn. Maar in plaats van terstond de noodige
maatregelen tot herstel te nemen, zochten de Japanners tragelijk de
materialen bijeen, daarna de wegwerkers, en het gevolg was dat, toen
zij eindelijk op de plaats van de breuk kwamen, het vernielend element
de opening tienmaal grooter had gemaakt dan ze in den aanvang was.
Daarbij ging de arbeid zonder overleg en vooral zonder spoed in zijn
werk. Er moest een noodbrug geslagen worden over een bres van
ongeveer twintig voet, en ofschoon hier een honderdtal koelies onder
leiding van een drietal japansche opzichters aan 't werk waren, was er
geen methode, geen verdeeling van arbeid, zoodat het twaalf volle uren
duurde alvorens die noodbrug eindelijk klaar was.
Dat de spoorwegdijk zich gedurende den regentijd in zoo'n
erbarmelijken toestand bevond, was vermoedelijk te wijten aan den
slechten aanleg. Er was niet gezorgd voor een vasten ondergrond,
daarbij was de baan over eene lengte van vele mijlen door uitgestrekte
vlakten aangelegd, zonder dat aan het water, door doorlaten en sluizen,
voldoende afvoer was gegeven. In den zomer was deze baan gebouwd,
maar op de risico's van den winter was niet gerekend. Zoo kwam in den
regentijd de spoorwegdijk als een dam dwars door de overstroomde
vlakte te liggen; het wassende water zwalpte er over heen en voerde de
losse aarde en brooze materialen met zich. Vele gebreken waren
vermeden geworden, indien men de baan op hooger terrein, meer naar
den kant van het gebergte getraceerd had en voor de noodige
waterloozingen gezorgd. Doch het kwam er bij den aanleg op aan om,
krachtens de uitgevaardigde bevelen, het werk zoo spoedig mogelijk op
de leveren, en thans wreekte zich de overhaasting waarmee alles
geschied was.
Ik voedde nu geen hoop meer om met dezen koreaanschen spoorweg
verder te zullen komen. Wederom trachtte ik een paard te huren, en
wederom te vergeefs. Daarop beproefde ik een koelie te bekomen, om
mijn reiszak te dragen en mij te vergezellen naar Pyeng-Yang. Maar het
bleek dat, zoo alle paarden gerequireerd waren door de militaire
autoriteit, alle koelies in dienst waren gesteld van de werkzaamheden
aan den spoorwegdijk. Daarom besloot ik mijn bagage maar achter te
laten, en alleen te voet naar Pyeng-Yang te gaan. Doch ook dit
voornemen moest ik opgeven. Er werd mij namelijk aan het verstand
gebracht, dat dit eene hachelijke onderneming zou wezen, omdat ik
spoedig verdwalen zou en doordien de sterk gezwollen rivieren den
doortocht belemmerden. Het was om te vertwijfelen! Slechts
vijfendertig mijlen was ik van mijn doel verwijderd, en toch buiten
staat het te bereiken!
Des middags nam ik een kijkje aan de rivier, die in de nabijheid van
Suk-Chou vloeit, en waar enkele palen, boven het water uitstekende, de
plek aanduidden waar vroeger de overvaart placht te geschieden. Die
rivier was zeker niet minder dan tweehonderd meters breed. Een paar
Koreanen, met hunne kleeren in een bundel op het hoofd gebonden,
hadden zichzelve een overtocht verschaft, door van den eenen naar den
anderen oever te zwemmen. Ik zag nu wel dat het plan om met zulke
hindernissen en zonder gids naar Pyeng-Yang te gaan, mij terecht
ontraden was. Doch evenzeer was ik er van overtuigd dat de toestand
hier vooreerst niet veranderen zou. Ondanks de bekendmaking, overal
op de overwegen van de spoorbaan geafficheerd, dat het streng
verboden was om over den spoorwegdijk te loopen, besloot ik toch die
route te volgen. Er was voor mij geen andere.
Door eene hooge premie uit te loven, gelukte het mij eindelijk een
inboorling te bewegen om met mij te gaan. Spoedig zagen wij een
japanschen beambte op onzen verboden weg, die ons met
streng-officieel gezicht scheen op te wachten. Echter zweeg hij
tegenover mij, ziende dat hij met een Europeaan te doen had, doch
klampte mijn gids aan met de vraag, waarom wij ons op den
spoorwegdijk begeven hadden? Na eenige woordenwisseling, en na
eenige krachtige uitdrukkingen aan het adres van den inlander, liet hij
den man gaan.
Geruimen tijd liepen wij ongemoeid voort, totdat wij aan een groep
spoorwegwerkers kwamen, bezig met den arbeid, waar ons weder een
Japanner den weg versperde. Deze was niet zoo toeschietelijk
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.