excrementen, en waar deze niet in voldoende hoeveelheid aanwezig zijn, bezigt men plantaardige meststof. De inboorlingen zijn ervaren landbouwers, welke hunne akkers de grootst mogelijke productie weten af te dwingen. Rijst is het hoofdproduct, zij weten ook vlas, rameh en andere vezelstoffen te bereiden, en het stevige papier dat zij vervaardigen uit den bast van den papierboom is door heel het Verre Oosten vermaard. Zij leggen zich ook zeer toe op de cultuur van de ginseng-plant, welk product hooge prijzen haalt ter zake van zijne onderstelde eigenschappen als aphrodisiacum. Vooral de wilde varieteit, de berg-ginseng, wordt zeer duur betaald; de uitwerking is niet zoo schadelijk als bij opium.
Zij laten ook niets verloren gaan; de afval hunner veldvruchten wordt nog tot verschillende doeleinden aangewend, en men kan er wel zeker van zijn dat, wanneer de Koreaan iets wegwerpt, het ook volkomen waardeloos is.
De visscherij is eene andere voorname industrie. Over 't algemeen eten de Koreanen weinig vleesch; alleen de bemiddelde klassen der bevolking kunnen zich dit voedsel veroorloven en het is alleen in de groote volkrijke plaatsen verkrijgbaar. De inboorling zou er evenmin aan denken om een sterken, arbeid verrichtenden trekos te dooden ter wille van zijn vleesch, als een westerling een fraaien duren hond zou afmaken ter wille van zijn vacht. Maar de consumptie van visch, vooral gedroogd of gezouten, is door het gansche land aanzienlijk. Voor den Koreaan is alles visch wat er in zijn net komt, haaien, roggen, inktvisschen, enz. Maar hij is niet ondernemend genoeg om zich op de zoo winstgevende walvischvangst toe te leggen; Japanners en Russen hebben zich van dit voordeel meester gemaakt.
Voorts houdt het bijeenzamelen en vervoeren van brandstof vele duizende handen bezig. In Japan houdt de bevolking zich warm door dikke gewatteerde kleeren, door dekens, en door rondom metalen houtskoolkomforen te kruipen; in Korea wordt in het souterrain van het huis gestookt, waarbij de warmte door den steenen vloer daarboven uitstraalt. Deze laatste wijze van verwarming is doeltreffender, maar ook kostbaarder. Vergeleken met Japan is Korea een bar en boomloos land, hetgeen zijn reden vindt in de voortdurende behoefte aan brandstof, waardoor het hout steeds geveld wordt. Het geringe volk behelpt zich met takkebossen. Het vuur onder den vloer wordt eenmaal 's morgens en eenmaal 's avonds aangelegd; dit is voldoende om de spijzen te bereiden en om den steenen vloer warm te houden. Het is een bekend en karakteristiek gezicht in Seoul, wanneer daar de lange karavanen draagpaarden en ossen aankomen, met hunne hoog opgetorende vrachten hout en takkebossen beladen. De uitgave voor brandstof beloopt voor de bewoners der hoofdstad ongeveer een vierde van hun inkomen. Die van het binnenland komen er goedkooper af. Des morgens en des avonds, wanneer in de huizen gelijktijdig het vuur ontstoken wordt, hangt er gedurende een paar uren een dichte rookwolk over de stad, en op stille winteravonden kan die rook zoo benauwend wezen dat ze haast verstikkend wordt.
Een groot gedeelte der bevolking legt zich toe op het bereiden van zout. Het land zelf is geheel ontbloot van zoutbronnen en zoutmijnen; derhalve is men voor deze noodzakelijke levensbehoefte geheel aangewezen op de zee. Het zeewater wordt in de zoutpannen gepompt, die zich langs het zeestrand uitstrekken in den vorm van langwerpig-vierkante velden, gescheiden door greppels. De oppervlakte dezer velden bestaat uit vastgestampte aarde, ter diepte van 3 à 4 duim overdekt met eene losse, bruinachtige leemsoort. Wanneer het zeewater verdampt is, blijft eene met zoutdeelen verzadigde leemlaag achter. Deze wordt alsdan bijeengeschraapt tot hoopen en vervolgens overgebracht naar groote ketels, vervaardigd van kalk-cement. Hierin laat men de zoutlaag verdampen en de zoutkristallen worden bijeen gezameld, gedroogd en in zakken verpakt.
Dit zout is zeer grof en vuil, maar bezit de volle mate van ziltheid. De inboorlingen vinden het europeesche zout flauw en laf, maar vreemdelingen zouden zeker nooit koreaansch zout gebruiken indien zij gezien hadden hoe het bereid wordt. De ossen, welke op deze zoutvelden gebezigd worden, verontreinigen die aanhoudend, en niemand zorgt er voor dat de drek wordt opgeruimd. Op vele plaatsen aan de westkust wordt het zeewater zelfs rechtstreeks in de ketels gepompt, en daar gekookt, zonder dat het te voren in zoutpannen wordt uitgedampt.
Al wat op de textiel-industrie betrekking heeft draagt een primitief karakter; wat weven en verven betreft kunnen de producten niet in vergelijking komen met die van Japan en China. Er wordt een soort van grove, goedkoope zijde vervaardigd, en ruwe weefsels van boomwol, hennip en sommige grassoorten. Toch zijn er distrikten, die uitstekende zijde en katoen opleveren, welke voortbrengselen bij verdere ontwikkeling van de hulpbronnen des lands zeker veel belang voor den handel zullen krijgen.
In vroeger tijd werd hier goed werk verricht in zake metaalgieterij en de fabrikage van aardewerk en porselein, doch deze kunst is thans geheel in verval. De groote klokken, die op verschillende plaatsen, en ook in de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.