Een liefde | Page 8

Lodewijk van Deyssel
stiller, lachte minder, en er werd in 't geheel niet meer gestoeid. Ook tegenover hem voelde zij zich verlegen worden, dit scheen nog het meest raadselachtige van alles. Zonder er bij te denken was zij hem nog eenmaal, toen zij samen over borduren hadden gesproken en hij een haar nieuw patroon aan de hand had gedaan, met plotselinge aandrift zooals vroeger, op de knieen gesprongen en had haar arm om zijn hals geslagen. Hij was daar zoo verwonderd over geweest, dat hij niet geweten had wat te doen, en zij, met een verschrikkelijke verlegenheid onder een voorwendsel uit de kamer was gegaan en een wandelingetje was gaan doen. Uit instinkt maakten zij, toen hij een paar dagen later 's avonds bij hun was geweest, geen van tweeen een beweging om elkaar een zoen te geven bij het afscheid, zoo als anders. Daar had zij den halven nacht toen over liggen denken. Twee maanden na deze gebeurtenissen, kondigde haar vader haar aan, dat hij haar op een kostschool in Belgie zou doen. Zij ging, en, zoo ver van hem wech, dacht zij nog maar weinig aan Jozef. Eens had hij haar een lieven brief geschreven, dien zij kort had beantwoord en met de onderteekening "uw dienstwillige vriendin en dienares". Daarop had hij niets meer van zich laten hooren. Haar medeleerlingen op de kostschool verhaalden Mathilde veel van heeren die hun 't hof maakten. Ja, daar had ze in Amsterdam ook wel van geweten. Als ze uit school kwam liepen haar altijd jongens achterna en zoenden haar en de andere meisjes, maar nu begon zij dat heel anders in te zien. En plotseling was 't haar in de gedachte komen, dat Jozefs doel misschien was geweest later met haar te trouwen. Dit stuitte haar tegen de borst en gaf haar een soort van afkeer tegen hem, zoo als hij leefde in haar herinnering. In de vakanties maakte haar vader reisjes met haar; eens maar was zij in Amsterdam geweest, en toen was juist Jozef op reis. Zoo was zij vier en een half jaar wech gebleven. En bij haar terugkomst voorgoed, had zij Jozef weer dadelijk gezien, die haar vriendelijk groette en haar jufvrouw noemde. Na haar terugkomst kwam Jozef weer hoe langer hoe meer bij hun aan huis en uit de gewoonte van elkaar twee, toen drie, toen viermaal in de week geregeld te ontmoeten, was er langzamerhand weer een vriendschap ontstaan. Zij had hem teruggezien bijna net zoo als zij hem vroeger had gekend. Alleen was zijn snor dikker en mooyer geworden en waren er lichte kringen onder zijn oogen gekomen, die alleen merkbaar werden, als hij van vermoeyenis sprak.
Het was nu in deze jaren dat zij er zich hoofdzakelijk op toelegde het huis voor haar vader zoo aangenaam en gezellig mogelijk te maken. Wat haar bij haar vader vroeger tegen had gestaan, nam haar nu in. Zij verzorgde hem, trachtte zich in te wijden in zijn liefhebberijen en gewoonten, las de koeranten, en sprak over politiek. Zijn rooken vond zij pleizierig, zij lette op alles en vervroolijkte zijn leven, door haar pianospel en andere dingen. Zij had groote vorderingen gemaakt en hij luisterde er graag naar. Zij had geen vriendinnen, zooals dat veelal gaat met meisjes die naar 't buitenland op kostschool zijn geweest. Die van haar scholen in de stad vroeger, kende zij niet meer, met de Belgische van de kostschool kon ze alleen korrespondentie onderhouden. Alleen bij mevrouw Berlage, een oude vriendin van haar vader, maakte zij wel eens een visitie, maar aan Emilie Hartse, een wees, het kennisje, dat ook wel bij de Stuwen aan huis kwam, had Mathilde een hekel, om Emilies geaffecteerd karakter. Dus was de persoon, waarmee zij omging naast haar vader, Jozef van Wilden alleen. Een heelen tijd bleef zij "mijnheer" en hij "jufvrouw" zeggen, totdat haar vader zelf daaraan een eind had gemaakt, omdat hij 't gek vond onder jongelieden die mekaar zoo dikwijls zagen.
Onmerkbaar had Mathilde zich weer tot den innemenden, beminnelijk zachten en toch mannelijken, goed belezen met veel smaak en oordeel pratenden man, dien zij Jozef noemde, aangetrokken gevoeld. Na een jaar werd zij zich bewust, dat ze hem liefhad. Zij dacht dikwijls aan hem, als ze alleen was, ze was blij als hij binnenkwam, vooral als bij haar hartstochtelijk pianospel, en dit gebeurde dikwijls, zijn oogen geen sekonde van haar afgingen. Het begon een genot voor haar te worden, wanneer haar hand de zijne aanraakte, bij het goeyendag zeggen of het aangeven van een kopje thee, of wanneer zij samen muziek doorbladerden. Zij begon het een pleizierige gewaarwording te vinden als haar japon over zijn voeten gleed, bij 't passeeren, als de weerspannige haartjes van zijn hoofd langs haar schouders wiebelden, wanneer zij samen over een boek of teekening stonden gebukt. Want zij was druk aan 't
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 149
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.