Een klein heldendicht

Herman Gorter
The Project Gutenberg EBook of Een klein heldendicht, by Herman
Gorter
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net

Title: Een klein heldendicht
Author: Herman Gorter
Release Date: October 8, 2005 [EBook #16830]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
0. START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN KLEIN
HELDENDICHT ***
Produced by Marc D'Hooghe.
EEN KLEIN HELDENDICHT
door
HERMAN GORTER
MET VIER REPRODUCTIES NAAR MUURSCHILDERINGEN
VAN
RICHARD ROLAND HOLST
AMSTERDAM
1908
VOORREDE.

Mijn vriend RICHARD ROLAND HOLST heeft mij, ter illustratie van
den tweeden druk van dit gedicht, eenige reproducties[*] gegeven naar
zijne muurschilderingen in het gebouw van den diamantbewerkersbond
te Amsterdam.
Vreugde en trots vervullen ons hart nu het eerste begin van
socialistische schilderkunst en poëzie elkander ontmoet.
Wel zijn de beeldjes, die wij bedachten, nog maar klein in vergelijking
met ons groote voorbeeld: den reuzenstrijd van het proletariaat,--wel
zijn de vormen en de veronderstellingen waarin wij ons bewegen, nog
vaak ouderwetsch,--maar ... voor het eerst staat hier in kunst het
socialisme als de zon waarom zich het geheele leven bewegen moet.
En laat maar het proletariaat zijn loop met de snelheid vervolgen,
waarmede het naar de nieuwe wereld ijlt,--in de handen der kunstenaars
die het begeleiden, zal de kunst wassen van de kleine vonk die wij hier
toonen, tot een wereldverlichtende vlam.
1908.
HERMAN GORTER.
Noot: De fotografiën, naar welke deze werden genomen, maken deel
uit van een album van 15, de geheele schildering weergevende,
verschenen bij BRUSSE & Co., te Rotterdam.

AAN DE NAGEDACHTENIS VAN KARL MARX.

Hoe de Vrijheid wordt, de Slavernij verbleekt,
begin ik te zingen met
wachtende kinderstem.
[Illustratie: "Muurschildering-R.R. Holst"]

I.
Een jonge arbeider kwam daar in het licht.
Hij wist niet wat te doen,
want voor het eerst
moest hij meedoen aan een staking--of niet.
Hij
was onzeker, voelde zich onzeker,--zooals
een schip dat aan het
strand der zee,
slingrend met beide kanten water schept.
Hij was
teer en zwart, want zijn moeder had
hem opgeleid in 't katholiek
geloof,
en hem hield vast die rijke en roode godsdienst.
Maar hij
was knap en vast, en de kameraden
hadde' hem geopenbaard den
klassestrijd,
die alle krachten vraagt van d' wordende
Man.--Zoo
ging hij nu door lichten dag.
Wat zou hij doen, met hen meegaan of
niet?
De blos maakte zijn zwarte wang vuurrood.
Zooals een jonge stier, die op de velden
komt uit den stal, in 't
voorjaar, duizelig
in 't licht komt, en niet weet of her of der,
en dan
maar loopt rechtuit, op ééne lijn,
't is ongewis nog in zijn vaste hoofd,

zoo ging hij, die jonge arbeider, dwars in
het licht, het zilvrig-witte
dageslicht.
En twee gedachten joegen zich aan hem op,
als uit de werklijkheid
het groot droombeeld
gevormd wordt, als een wind die schuim of stof

opjaagt van zee of van een landweg. Eén
was dit: het zoete en
zachte en tevree bestaan
van slaaf....
....--En de andre was één beeld

van opgaanden strijd. 't Leek een berg die hoog
ging....
Zoo ging hij op de vlakte, en wist niet
wat hij doen zou. En nu eens
doopte hij in
links, dan weer rechts, in de gedachtafgronden,
zooals
een man die in een zwaar probleem,
het vinden van een werktuig of
geheim
der natuur, denkt: wat zal ik doen, zal ik
dien weg gaan? en
diep in de zaak zelf peinst.
En even onzeker ging hij terug,
zooals
een schip dat na zijn eerste reis
terug komt in zijn dok, om daar
hersteld
te worden. Hij ging door het dampend licht

maar zag het

niet, zag slechts die groote vraag:
moet ik of moet ik niet? En heel de
wereld
leek vol hem van die vraag.
Zoo ging hij 'n beetje wanklend naar zijn huis,
zijn ooren waren vol,
zijn slapen zwollen,
omdat die vraag, uit de wereld gehoord,
hem 't
hart trof en het bloed hem naar de slapen.
En hij dacht: 'k moet het
doen: het kan niet anders;
Zooals in Februari of in Maart
de wolken vliegen lachend langs den
hemel,
wit-blauw gevlekt, en de heele natuur,
de bergen, de velden
en alle boomen
voelen: het moet, het moet,--zoo voelde hij
toen hij
daar langzaam naar zijn woning liep.
Maar toch bleef nog een
twijfling aan zijn hart,
zooals het zilte schuim dat aan de zee ligt.

En van zijn oogen viel een zachte straal.
Hij was nog zeer jong, hij
was nog een jongen.
's Nachts droomde hij een gouden, gouden droom.
Het was hem of hij
in een gouden streek
was gekomen, en of hij gouden menschen
zag,
die naakt gingen door een verguld licht.
Zilveren stroomen waren er
en heuvels
van goud, en daarin zag hij die zonmenschen.
Hij kon er maar niet genoeg heen kijken.
Hij zag niet veel, het was
ook niet zoozeer
wat hij zag, hoewel 't was echt gouden licht
als de
zon, als een gloeiende bakkersoven.
Maar 't was dat heerlijke gevoel
wat door
hem zelf heenstroomde als hij er naar keek,
daarom was
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 17
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.