licht in één der beide afgronden zou
kunnen storten. Men moet in dit land wel vier of vijf kilometer
afleggen, om een afstand te overschrijden, die in vogelvlucht niet meer
bedraagt dan een enkelen kilometer. De Manandaza en de Itondy, die
van het Oosten naar het Westen stroomen, en twee of drie kleine
zijtakken noordelijk en zuidelijk van de Mahajilo zijn de eenige
rivieren, die dit gedeelte van de Bongo-Lava besproeien.
En eindelijk bepaalt zich het stroomstelsel ten noorden van de
Manarabolo tot enkele zijtakken van dien stroom; de hoogvlakte is er
zeer oneffen en de verdeeling van de terreinverheffingen ver van
regelmatig.
De oppervlakte van de Bongo-Lava is, als men een paar
onbeteekenende bosschen buiten rekening laat, volkomen kaal. Alleen
de rivierdalen en de gebieden van erosie zijn beboscht. Er komen dalen
voor, die gemakkelijk zouden zijn te herscheppen in bouwland, omdat
ze er breed genoeg voor zijn, als men er maar besproeiingskanalen
aanlegde. Maar de bevolking op de Bongo-Lava en de streken
eromheen is niet talrijk en de stammen, die er wonen, hebben de
noodzakelijkheid niet gevoeld, om zich te verspreiden over een gebied,
waar de landbouw hen zou dwingen tot de ontplooiing van meer
energie, dan waartoe ze eigenlijk in staat zijn.
In dit gedeelte van de sectie treft men slechts een enkel dorpje aan, en
het land zou een woestijn voorstellen in al haar troosteloosheid, als er
geen levendigheid werd aangebracht door de goudwinningen, die al aan
den gang zijn, en door de prospectors, die veelvuldig er komen opdagen.
Want de exploitatie en het prospecteeren van goudhoudende terreinen
in Bongo-Lava hebben in de laatste jaren een hooge vlucht genomen.
De lagen doen er zich voor in allerlei gedaanten, als alluviale lagen, als
oppervlakkige goudmijnen en in den vorm van conglomeraten. In de
buurt van Ankavandra omvat de ontginning van Rafiatokana, een oude
bezitting van de regeering van Madagascar, een reeks van zeven of acht
evenwijdige mijnen of liever ontginningsterreinen van eenige
centimeters diepte; ten oosten van Manandaza heeft die van Andokova
zich in den aanvang bepaald tot de conglomeraten rondom den voet van
de Bongo-Lava, en wat zuidelijker heeft men dan nog de exploitatie
van Tsimandrato, die nog jong is. Op den linkeroever van de Mahajilo
liggen de centra van Ambohipihaona, van Antsaily, van Ambatomihefy,
van Kiranomena, van Dabolava, van Ankarongana en van de Beriana
bijna alle in de nabijheid van gneiss- en kwartslagen, die meer of
minder goudhoudend zijn. Maar het werken op de alluviale gronden is
het meest algemeen, en die wijze van exploitatie wordt op de
hoogvlakte van Bongo-Lava het veelvuldigst gevolgd, want bijna alle
rivieren voeren stofgoud.
De totale opbrengst aan goud in deze streek bedraagt ongeveer 175
kilogram per jaar, verkregen door bijna 1500 arbeiders, die met den
inlandschen naam m'piassa volamena worden genoemd, dat wil zeggen
goudwerkers.
De Bongo-Lava, die een gemiddelde hoogte heeft van 600 tot 700
meter, wordt bij haar vereeniging met het Centrale Plateau geleidelijk
naar het Westen lager, tot ze als een langgestrekte rotspartij van
granietgesteente zich boven de Ambalika verheft. Die rots ter hoogte
van gemiddeld 300 meter wordt enkel afgebroken door de rivierdalen,
die van de Bongo-Lava afdalen, en waar de stroomen dikwijls
stroom-versnellingen en watervallen vormen van aanmerkelijke hoogte.
Wat de Ambalika betreft, dat is een langgestrekte bedding van
gemiddeld 25 kilometer breed, loopend van het Noorden naar het
Zuiden en ingesloten tusschen de Bongo-Lava en het kalkplateau van
Bemahra, dat ongeveer dezelfde hoogte heeft als de laatste hellingen
van de Bongo-Lava. Zij begint ten noorden van de heuvels van
Beravina, die als het ware de verbinding vormen van de beide
hoogvlakten, om in het Zuiden te eindigen in de geleidelijke daling van
Bemahra in de buurt van Malaimbandy. Als oude meerbedding bestaat
de grond uit veel kalkhoudend gesteente en veel kiezel, dat laatste
vooral in het Oosten.
Moerassige gronden, met riet bedekt, en zandige rivierdalen splitsen
dezen lossen grond in onregelmatig gevormde, sterk verbrokkelde
hoogten. Aan de oevers van de rivieren Mania, Sakeny, Mahaljio,
Manandaza en Manambolo en haar zijtakken heeft zich het leven der
inboorlingen geconcentreerd. De bevolking bestaat uit een mengelmoes
van Hova's, Betsileo's en Sakalaven, die allen "gesakalaviseerd"
schijnen te zijn, dat wil zeggen gedaald tot het nog vrij lage
intellectueele en moreele peil der Sakalaven.
In Ambalika valt er slechts een enkele goudontginning te noemen, die
namelijk welke gevestigd is rondom de plaats, die Antsakoamadinika
heet op gronden in de oude bedding van de Mahajilo. De om zoo te
zeggen verdroogde en vastgeworden aanslibbingsproducten zijn
blootgelegd door de opgravingen, en hun rijke opbrengst wordt zelfs
aangetroffen op de kleine hoogten, die waarschijnlijk door de vroegere
rivier zijn opgehoogd.
Het succes van deze exploitatie mocht doen veronderstellen, dat de
bedding der Mahajilo, zooals ze tegenwoordig is, verrijkt met de
wateren van de goudhoudende rivieren, die van de Bongo-Lava
afvloeien, eveneens goud
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.