een sukkeldrafje te gaan.
Aan den weg naar de hoofdstad liggen verschillende bezittingen, die over 't algemeen goed onderhouden zijn. In Guatemala staat de reiziger dikwijls verbaasd over het verwaarloosde voorkomen van velden, wegen en akkers, doch hier krijgt men aanstonds den indruk, dat Costa-Rica goed wordt bebouwd en vlijtig onderhouden. Er zijn hier dan ook, zooals mij later bleek, verscheiden kleine grondbezitters, die uit hun bescheiden eigendom goede winsten trekken. Van iets dergelijks is geen sprake in Guatemala, waar alleen de groote hacienda's, die koffie verbouwen, onderhouden worden, en de Indiaan, die voor anderen arbeidt, niets bezit. De weg is hier en daar met groote steenen geplaveid en wordt zeer druk begaan. Het was de eenige verbindingsweg, eer de atlantische spoorweg werd aangelegd. De meeste wagens, die wij tegenkomen, zijn bespannen met een paar ossen, die een lichte kar tusschen twee dichte wielen trekken, daar anders het taaie slijk toch de spaken zou bedekken. Een drijver ment het span, evenals bij ons in de provincie Bearn. Met een langen, puntigen stok weet hij de dieren te leiden, en door fluiten laat hij ze stilstaan of zich weer in beweging zetten. Dikwijls stapt de voerman op lastige plekken af, en zet uit de verte de dieren aan, zonder zichzelf aan gevaar bloot te stellen. Op dezen weg ontmoeten wij geen Indianen, maar blanken met een zeer donker gekleurde huid. Zij dragen het europeesch kostuum. De boeren gaan hier meestal blootsvoets; ze dragen de broek tot de knie?n opgestroopt, en een puntigen stroohoed op het hoofd. Over 't algemeen zien ze er zindelijk uit.
De weg blijft steeds stijgen, wij trekken de helling van het gebergte langs. Het mooiste en moeilijkste gedeelte van onzen weg is de tocht over de Aguacate, die 3000 voet hoog is. Het is merkwaardig met hoeveel geduld en omzichtigheid de kleine paardjes die lange en steile hellingen beklimmen. De stijgende weg maakt niet minder dan zes-en-vijftig scherpe bochten en is bijna loodrecht in den berg gehouwen. Op den top aanschouwen we den onafzienbaren spiegel van den Stillen Oceaan, maar den Atlantischen bespeuren we niet. Het kan dus niet op deze plek zijn geweest, dat Alvarado, een andalusisch kapitein, op de knie?n is gevallen, om den Almachtige te danken voor de schoonheid van het tafereel, dat zijn oogen mochten aanschouwen. Wij, meer nuchtere stervelingen, keken lang naar de prachtige golf, die zich, bezaaid met kleine eilandjes, aan onze voeten uitstrekte. Op vele mijlen afstand konden we de stoombooten volgen, die naar Panama voeren, of uit de havens in het noorden van Midden-Amerika terugkeerden. Het geheele landschap dat ons omringde, was verrukkelijk groen; wij zagen prachtige boomen, en hoewel Costa-Rica geen uitgestrekte wouden bezit, was dit toch een zeer boschrijke streek. Ongelukkig is het, dat hier, evenals in Mexico en geheel Midden-Amerika, de bosschen onverbiddelijk worden geveld. Dit is jammer, want, waar men den blik ook richt, het is altoos een genot voor het oog, begroeide heuvels te zien, waartusschen de met verschillende veldvruchten bebouwde akkers afwisseling van tinten aanbrengen.
Wij begonnen nu beurtelings te dalen en te stijgen, terwijl we ons aan alle zijden door neerstortende watervallen of stroomende rivieren zagen omringd. Dikwijls waren de bergen in nevelen gehuld, waarin de zon vreemde lichteffecten tooverde, en soms scheen het alsof wij voorwaarts gingen op een in de lucht zwevenden weg.
Men heeft Costa-Rica om de schilderachtigheid van het bergland dikwijls amerikaansch Zwitserland genoemd. Het doet werkelijk wel eenigszins denken aan Zwitserland, maar hier is natuurlijk geen spoor van sneeuw. Bergen van 3000 voet hoog, en werkende vulkanen--maar geen gletschers. Als men nagaat, hoe op een afstand van nog geen vijf uren alles verschroeit en de inwoners lijden onder de verschrikkelijke hitte daar beneden, vindt men het vreemd, hier in de bergen geen sanatoria aan te treffen.
Langs een gestadig dalende berghelling kwamen wij te Athene, een groot dorp, waar wij zouden overnachten. Het hotel, waar wij afstapten, was veel beter dan dergelijke gelegenheden, die wij in Guatemala hadden aangetroffen. Het ameublement van de kamers was zeer eenvoudig, maar het eten was goed en werd behoorlijk opgediend. Ik herinner mij, eenige dagen te hebben doorgebracht in een hotel te Antigua, de oude hoofdstad van Guatemala, waar de onverschillige kellners ons wel vele schotels voorzetten, doch alles bijna oneetbaar was door het vuil. Iedereen daar in huis maakte leven, den geheelen nacht door, tot vijf uur 's morgens, zonder zich in 't minst er om te bekreunen, dat de nachtrust der gasten werd gestoord. Hier ging ten minste alles ordelijk en behoorlijk toe.
Wij waren reeds vroeg weer op het pad. Eerst strekte de weg zich uit in een rechte lijn, om plotseling naar de laagte af te dalen, bij een mooie oude brug, door Spanjaarden gebouwd, waaronder een bruisende rivier stroomde, en waarbij enkele witte huisjes stonden. Dit was Alajuela, het punt, waar de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.