Een Reis naar het Land van de Cacao en de Suiker - Een zending naar Barbados, Engelsch Guyana en Tr | Page 9

Th. Dufau
oevers der rivieren van Guyana wel degelijk geschikt zijn voor de cacaocultuur, en het is te hopen dat het voorbeeld van den heer Barclay navolging zal vinden.
De onderzoekingstochten in het onbekende gedeelte van Guyana worden door allerlei oorzaken zeer bemoeilijkt. De loop der rivieren, vooral van de Mazaruni, wordt telkens afgebroken door watervallen; die van Kaieteur wordt zelfs vergeleken bij den Niagara. Op enkele groepen hutten na, die op grooten afstand van elkander zijn gelegen en door zendelingen of goudzoekers worden bewoond, is de streek geheel verlaten.
Sedert de ontdekkingsreizen van Dr. Crevaux, Henri Coudreau, Brown, en de heeren Quelch en Connell, weet men, dat zich in deze streken verschillende Indianenstammen ophouden, die leven van de jacht. Vroeger begaven zij zich wel naar de kustplaatsen, om ruilhandel te drijven. Thans moet men ze veel verder zoeken; zij slaan bij voorkeur hun kampen op in de buurt der plaatsen, waar de reizigers langs den oever der rivier moeten trekken, om de watervallen te vermijden. Al deze stammen komen overeen met de Galibis en de Cara?ben, die op de Antillen worden aangetroffen.
Het achterland van Guyana is eerst bekend geworden toen er goud werd ontdekt. Het kostbare metaal wordt aangetroffen in het alluviale bezinksel der rivieren, vooral in sommige kreken van de Mazaruni, op een afstand van drie of vier weken reizens van de kust. De eerste onderzoekingen hebben weinig opgeleverd. Doch men heeft op verschillende plaatsen kwartsachtige aders ontdekt, en al is voor de bewerking van het erts kostbaar materiaal benoodigd, de duitsche kapitalisten, die met dit doel syndicaten hebben gevormd, schijnen gunstige verwachtingen van de zaak te koesteren. De ingenieur, die mij dit alles mededeelde, vertelde althans, dat zij reeds 150?000 �� hadden besteed aan voorbereidende werkzaamheden en aankoop van materiaal. Men was juist tentijde van mijn bezoek ook zeer vervuld van de ontdekking van diamantmijnen, en had een deskundige in Z.-Afrika geraadpleegd, om de waarde der gevonden diamanten te beoordeelen. Later vernam ik, dat deze ontdekking toch niet aan de verwachtingen had beantwoord, omdat de diamanten, ofschoon zuiver, klein, en dus van betrekkelijk geringe waarde waren. Het mijnwezen is hier goed geregeld door strenge wetten, die noodzakelijk zijn bij het toezicht over uitgestrektheden gronds, waarin geen gebaande wegen bestaan. Een dergelijke regeling wordt bij de bosch-concessies toegepast. Deze worden voornamelijk aangevraagd voor het zoeken naar de balata, een boom, die caoutchouc levert, en die wel niet zoo gezocht is als de braziliaansche hevea of de castilloa van Midden-Amerika, maar die veel opbrengt, en daardoor rijke winsten afwerpt, als de bosschen niet te ver van een rivier zijn verwijderd.
De expedities worden gewoonlijk georganiseerd door kooplieden uit Georgetown, die op gemeenschappelijke kosten een boot uitrusten, waarin werktuigen en mondvoorraad voor meerdere maanden worden geborgen. De onderneming is altijd zeer gewaagd en onzeker. De bemanning der booten bestaat uit eenige Indianen, die met de bochten en watervallen der rivier vertrouwd zijn, en een troep zwarten en kleurlingen onder een flinken "foreman," van wien grootendeels het welslagen der onderneming afhangt. Hij moet beslissen over de keuze van de geschikte plek, en ontvangt percenten van ieder pond caoutchouc, dat hij naar de kust vervoert. De werklieden krijgen behalve den kost, 0.50 fr. tot 1 franc per dag. Aan allerlei gevaren is zulk een expeditie blootgesteld en dikwijls worden in maanden geen berichten omtrent haar vernomen; of de aanvoerders komen terug, om hulp te vragen, welke hun volgens de engelsche wet niet mag worden geweigerd, daar dit gelijk zou staan met doodslag.
Ten tijde der slavernij ontvluchtten dikwijls negers uit de plantages en hielden zich in de bosschen schuil. Te Guyana hebben deze "boschnegers" zich in groepen vereenigd en leven in kleine dorpen in het woud. Zij sterven echter langzamerhand uit door ziekten, als melaatschheid, elephantiasis, en pokken. Ook de blanke bevolking is aan het afnemen, sedert met de suiker geen groote fortuinen meer zijn te winnen. De enkele blanken, die zich thans nog in Guyana komen vestigen, zijn meest Schotten, die veel weerstandsvermogen hebben, en dikwijls betrekkingen als opzichters krijgen. In een zoo vochtig en warm klimaat, waar moeraskoorts heerscht, moeten blanken langzamerhand bezwijken, en als dit in een groote stad als Georgetown nog niet merkbaar is, heeft men dit te danken aan de voortreffelijke zorg, die hier wordt gewijd aan de volksgezondheid. Alle woningen zijn op palen gebouwd, daar de grond overal moerassig is. Het grootste gedeelte toch der kust van Guyana ligt lager dan de zee, en het is niet te verwonderen dat de Hollanders hier onmiddellijk na hun komst dezelfde maatregelen aanwendden, die zij gewoon waren in hun eigen land in praktijk te brengen, daar hun eigen kusten geheel dezelfde eigenaardigheden vertoonden als die van Guyana. Zij groeven een menigte kanalen om het water af te leiden, en beschermden de kust door dijken, sluizen en zeeweringen, welke de Engelschen, die hen in 1815 opvolgden,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 18
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.