niet naar verf en de schutting wel, toen Jaap die geverfd had. Bobbie en ik hebben daar eventjes aan gelikt, niets lekker, hoor!"
"Brr," zei Hansje en trok bij de gedachte nog een vies gezicht.
Allen schaterden het uit.
"Vader zei, dat het niet geverfd, maar zoo geboren was."
"Of vader gelijk had!"
"Julia houdt in 't geheel niet van zoo'n waschpartij. Was dat poesje niet boos, krabde ze niet?"
"Wel een beetje, maar Bobbie en ik hebben haar toen stijf vastgehouden."
"Arm poesje. Lieve Hansje en Bobbie," ging Door grappig ernstig voort, "zie je onze Julia?"
Bob en Hans knikten.
"Zie je dat keurige witte overhemdje, dat zwarte snuitje, dat grappige staarte-puntje?"
Weer knikten Hans en Bobbie.
"Toen onze deftige Julia nog een heel klein Juliaatje was, had ze al datzelfde grappige staarte-puntje, datzelfde zwarte snuitje, datzelfde witte overhemdje. Onze Julia is zoo geboren. Begrijp jullie mij goed? Onze Julia is zoo geboren," herhaalde ze. "Onze Julia is dus niet geverfd. Ik zeg jullie dit alles, dat jullie haar morgen of overmorgen ook niet in een badkuip zult stoppen, of met je lieve vingers zult gaan belikken."
Een schaterend gelach ging op en Dolf, die juist binnen kwam, riep: "leve onze Dorus, leve onze Julia!"
En Fritsjes lief stemmetje klonk hier tusschen door. "Julia een lief poesje, hè, mammi?"
Julia, die blijkbaar verlegen werd onder zooveel lof, haar door Dora toegezwaaid, liet zich zacht van Nels schouder glijden en zocht een plaatsje op den hoek van den schoorsteenmantel.
"Mogen we nu de kanaries eens zien?" vroeg Bob, toen 't ontbijt was afgeloopen.
"Wel zeker, wel zeker, kom maar mee," zei Nel.
"Neen, Foxje, jij kunt niet mee, je zoudt de geheele kippenfamilie angstig maken. Kijk, Leni is alweer bezig haar kippetjes te trakteeren."
"Hij is toch wel wakker?" zei Bob verwonderd en wees naar den haan.
"Ja, ja, ik geloof ook wel, dat hij jullie geroepen heeft; maar toen lag jullie nog op één oor en heb je hem niet kunnen hooren."
"Dan zal ik morgen eens op geen oor gaan liggen," dacht Bob bij zich zelf.
"Zie Slokop weer eens begeerig zijn," zei Nel, "vooruit, jou deugniet." Met een stok duwde ze de zwarte kip weg. "Zal ik nu eens zeggen, hoe deze kanaries heeten? Kuikentjes. Het zijn kindertjes van die groote zwarte kip, die lekkere kruimeltjes voor haar kuikentjes bewaart. De gele dààr heet Asschepoes, de andere hanen en kippen zijn niet aardig voor haar. Kijk die ondeugende Schoorsteenveger en Wafelbakster eens, die trekken haar aan den staart," en Nel deed alle moeite, Asschepoes van een witte kip en een zwarten haan te bevrijden.
Bob en Hans hadden pret voor tien om al die mooie namen.
"En hier heb je de dwergjes," zei Leni. "Vind jullie het geen dotjes?"
"Leggen die kuikentjes ook eitjes?" vroeg Hans, die zijn oogen niet van de diertjes af had.
"Mag ik zoo'n kuikeneitje?"
"Neen, de kuikentjes leggen nog geen eieren; als ze groot zijn wel en dan komen soms uit die eitjes weer heele kleine kuikentjes, o zoo beeldig. Wafelbakster en Asschepoes zijn ook zulke aardige kuikentjes geweest en kijk het nu eens groote kippen zijn."
"Hier heb je ook nog een kuikentje," lachte moeder en zette Frits op Nels hoofd. Frits kraaide het uit.
"Hij is geen kuikentje, maar een kraaiend haantje," lachte Nel. "Kom hier, Haantje kukelekaantje," en zij nam Frits op den arm. "Nu weet ik een mooi spelletje," zei ze. "We zetten Fritsje in den ouden kinderwagen, Dolf wordt zijn paard en Leni koetsier. Bob en Hans komen in de sportkar. Dora is hun paard en ik word koetsier."
Het geheel leek wel een optocht. Als de stoet bij vader en moeder, die op de waranda zaten, voorbijkwam, wuifden zoowel passagiers als publiek.
"Niet zoo wild rijden, niet zoo wild!" had vader juist geroepen, toen op eens, doordat Dora de bocht te kort nam, de sportkar omsloeg en Bob en Hansje er uit en in 't gras vielen! Groote ontsteltenis! Vader, moeder en Keetje kwamen dadelijk aanhollen, want beide logétjes hieven een erbarmelijk geschrei aan. Bobbie bloedde vreeselijk uit zijn neus en had zijn voorhoofd bezeerd en Hansje Pansje riep maar steeds: "O, mijn voetje doet zoo'n pijn."
Ma droeg hem en vader Bobbie naar binnen. Hans werd op de canapé gelegd, waarna moeder hem den schoen uit trok. Bob kreeg koude compressen op zijn neus. Door, die zoo wit als een doek zag, wilde dadelijk om den dokter gaan, maar vader vond beter nog een poosje te wachten. Gelukkig bedaarde het bloeden. Hansjes voet was blijkbaar een beetje verstuikt. 't Was wel een ongelukkig gezicht, de twee vroolijke kaboutertjes daar zoo te zien zitten met dikke tranen op de wangen: Bob met een compres op den neus en Hans met zijn voet op de canapé.
"Dat is een treurig begin van zoo'n vroolijken dag," zei vader.
"Stil maar, jongens," troostte Door, "vanavond krijgen jullie heerlijke appelbollen."
"Jullie weet niet, hoe goed die voor bloedende neuzen en verstuikte voeten zijn," zei
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.