Een Broertje van den Beer | Page 8

William J. Long
ge heel stilletjes naar hem toesluipt, of als hij u onverwachts bij zich ziet, is hij vol van de nieuwsgierigheid van het boschvolkje om er achter te komen wie ge zijt. Eens, op den langen transportweg van St. Leonards naar den bovenloop van de Restigouche, zag ik Mooweesuk op een rotsblok aan een forellenbeek zitten, druk bezig iets uit te spoelen, dat hij juist gevangen had. Ik kroop op handen en voeten naar den kant van een oude brug op hem af, toen de balken onder mijn gewicht kraakten en hij van zijn wasscherij opkeek en me zag. Onmiddellijk liet hij zijn vangst in den steek en kwam de beek op, half wadend, half zwemmend, zette zijn voorpooten op de lage brug, stak zijn kop over den rand en keek aandachtig naar me, met zijn gezicht geen tien voet van het mijne. Hij verdween na een poosje en ik kroop naar den rand van de brug om te kijken wat hij aan 't spoelen was. Een flauw gekrabbel deed me omkijken en daar had je hem met zijn voorpooten over den anderen bruggerand, terwijl hij dat wonderlijke mensch-ding nakeek, dat hij nog nooit eerder gezien had. Hij was de brug onderdoor gegaan om van den anderen kant naar me te kijken, zooals een vos zonder mankeeren doen zal, als we ons rustig genoeg houden. Het wild dat hij spoelde was een groote kikker, en na een poosje liep hij in een kring om de brug heen, greep zijn buit en verdween in de bosschen.
In de nabijheid van steden, waar er veel op hem gejaagd wordt, is Mooweesuk schuwer geworden, evenals de vos, en heeft tallooze listen geleerd waar hij vroeger niets van kende. Toch geeft hij zelfs hier, als hij maar jong aangetroffen wordt, blijk van een wonderlijke onbevreesdheid en zelfs van een zeldzaam vertrouwen in den mensch. Eens vond ik vroeg in den zomer een jongen waschbeer aan den voet van een heuvelkam, die naar een rotsrichel een paar voet boven zijn kop keek en jammerde, omdat hij er niet op kon komen. Het was hem blijkbaar een verrassing, dat zijn klauwen op de harde rots niet denzelfden indruk konden maken als thuis op den boom, waarin hij geboren was. Hij spartelde niet tegen--scheen het eigenlijk als de natuurlijkste zaak ter wereld te beschouwen--toen ik hem opnam en hem op de richel zette waar hij om jammerde, maar net als een klein kind wou hij een oogenblik later weer naar beneden en ik deed naar 't hem behaagde. Toen ik wegging liep hij me piepend na, zijn eigen hol en zijn makkers in de helling vlakbij vergetend, en hij was niet tevreden, eer ik hem opgebeurd had. Toen rolde hij zich in de holte van mijn arm op en ging volmaakt tevreden slapen.
Weldra werd hij wakker, spitste zijn ooren en draaide met zijn kop op hondenmanier, om een geluid dat te zwak voor mijn gehoor was, en duwde met zijn onderzoekenden neus heelemaal over me heen, zelfs in mijn boord, waar 't net een gevoel was alsof er een stukje ijs langs mijn hals kroop. Pas toen hij zich met zijn klauwen een weg naar den binnenkant van mijn jas gebaand, en zijn neus in mijn vestzak gestoken had, ontdekte hij de oorzaak van de geheimzinnige geluiden die hij had gehoord. Het was mijn horloge dat tikte, en in een oogwenk had hij het er uitgehaald en was hij met het glimmende ding aan 't spelen, even verrukt als een kind met een nieuw stuk speelgoed. Het werd een heerlijk huisdier, vol grappen en snakerijen, dat kuikens ving door net te doen of hij sliep als ze hun hals naar de kruimeltjes in zijn bak kwamen uitrekken, dat zich dood hield als hij op "ondeugde" betrapt werd, dat uit een flesch dronk, en dolblij was als hij de jongens achterna naar de bosschen mocht, waar hij heelemaal wild werd van de pret, maar ze tegen de schemering weer naar huis volgde, en dat er eindelijk in zijn eentje naar zijn eigen boom van doorging om den winter door te slapen--maar over dat alles moet ik ergens anders eens vertellen.
Evenals de beer is Mooweesuk een vreedzame baas en houdt zich strikt bij zijn eigen zaken als hij ver in 't rond door de bosschen zwerft; niet uit angst, want geen dier, behalve misschien de veelvraat, wat een vreeselijk beest is--geeft zoo weinig om gevaar of trotseert het zoo koelbloedig, of met zoo'n moed, als het komt. Van een paar honden trekt hij zich niet veel aan. Als hij ze op zijn spoor hoort, klimt hij gewoonlijk in een boom om ze uit den weg te gaan; want onze hond, anders dan zijn wilde broeder, de wolf, is een bemoeial en moet iedereen altijd lastig vallen; en Mooweesuk, evenals de meeste
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 40
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.