voor zijn
onderhoud afhankelijk is. Zooals men wel kan begrijpen, zijn de bazars
voor 't meerendeel gevuld met russische goederen, maar de voorwerpen
van engelsche herkomst worden op niet minder hoogen prijs gesteld.
Men kan hier een beeld vinden van den strijd tusschen de beide
mogendheden, die elkaâr den invloed in Perzië betwisten.
Ten tijde van mijn bezoek werd het ambt van britsch consul-generaal
waargenomen door den sedert overleden heer Ney Elias, den deken van
een reeks van bekende reizigers in Centraal-Azië. De belangen van
Rusland waren toevertrouwd aan den heer Vlassof, die nu een ruimer
arbeidsveld gevonden heeft in Abessynië. Zooals dat dikwijls het geval
is, hadden hij en zijn secretaris engelsche vrouwen getrouwd, wat voor
mij de genoegens van het samenzijn nog grooter maakte. Ik ben nooit
ergens vriendelijker ontvangen dan in die kleine maatschappij, de
europeesche kolonie van Mesjed. En toen ik dan ook na verloop van
een week vertrok, om mij naar Kirman te begeven door de
Loetwoestijn, deed het mij innig leed de vrienden te verlaten, van wie
ik een week te voren geen enkele kende.
Na het verlaten van Mesjed volgden wij den weg van Teheran naar
Sjerifabad. Hij loopt door een golvend terrein en maakt een bocht op
het punt, waar de uit het Zuiden komende pelgrims voor de eerste maal
den heiligen koepel der groote moskee aanschouwen.
Den tweeden dag na ons vertrek ging het over den Bidarpas, waar wij
tot onze groote verbazing een dikke sneeuwlaag vonden. Van dien pas,
die bijna 2000 M. hoog is, daalden wij naar een rivierdal. De
benedenloop van den stroom heet Kal-i-Sala. Er ligt een pas gebouwde
brug over, een vreemd verschijnsel in Perzië.
Na weer door heuvelachtige streken te zijn getrokken, kwamen wij te
Turbat, stad van 15000 inwoners, nog op ouderwetsche manier
Turbat-i-Haidari genoemd, naar het graf van rooden steen van een
beroemd heilige, Kutb-u-Din-Haider. Tegenwoordig gebruikt men
meestal den naam Turbat-i-Ichak-Khan, naar een hoofd van de Karaï's,
die ter dood gebracht werd nadat hij beproefd had, Mesjed te veroveren
aan de spits van een vereeniging van stammen.
Turbat, dat te midden van tuinen ligt, is sinds 1901 een belangrijk
russisch centrum geworden; een russisch dokter is er gevestigd onder
bescherming van Kozakken voor de gevallen van pest- en
cholera-epidemieën. Zijde was oudtijds het hoofdproduct van deze
streek, en tegenwoordig begint men weer meer aan die cultuur te doen,
hoewel de nawerking der ziekte van de zijderupsen zich nog doet
gevoelen.
Na Turbat volgden wij den loop der Kal-i-Sala en moesten dikwijls van
richting veranderen. Het was belangrijk op te merken, hoe alle op de
kaart aangegeven dorpen verwoest waren, terwijl er in de nabijheid
nieuwe gehuchten waren ontstaan, en tot onze nog grootere verbazing
was de rivier, die zich naar het Westen wendt, voorgesteld als naar het
Zuidoosten stroomend.
Vervolgens reden wij naar Djangal, Bimurgh, Beidukht. Het laatste
dorp is bekend als de woning van den groot-murschid van Perzië, een
man, die zeer grooten invloed uitoefent, vooral op de kooplieden van
Teheran. Zijn naam is Hadji Mullah sultan Alé, hij heeft een mooie
school of mederssch laten bouwen, waar hij dagelijksch lessen geeft en
preekt. Hij moet ongeveer zestig jaar zijn.
Djouvein, de hoofdstad van het district Gunabad, bestuurd door den
gouverneur van Turbat, heeft een bevolking van 8000 inwoners en een
kleinen bazar. Men maakt er een soort van aardewerk, zoo grof en zoo
leelijk, dat ik geen enkel stuk ervan kon koopen.
De vlakte van Gunabad ligt aan den voet van een bergketen, die van het
Zuidoosten naar het Noordwesten loopt, en hier het betrekkelijke
hooggelegen land, dat ik doorreisd had, scheidt van de sombere
Loetwoestijn, die ik weldra zou betreden. Verder naar het Westen sluit
het terrein zich aan bij het noordelijk deel van die woestijn. Na die
keten te zijn doorgetrokken, kwamen wij te Toen, een ommuurde stad
van 4000 inwoners. Binnen de stad zelf waren veel tuinen, en het
algemeene aanzien van de plaats was niet onbehagelijk.
Zoo had ik dan de noordgrens bereikt van de groote woestijn, die ik
voor de eerste maal zou doorgaan, en waar ik nog dikwijls zou
terugkeeren. Laat ik er een korte beschrijving van geven. Eerst moet ik
meedeelen, dat verschillende aardrijkskundigen zonder voldoende
reden de groote perzische woestijn verdeeld hebben in twee deelen, een
noordelijk, het Dasjt-i-Kavir, en een zuidelijk, het Dasjt-i-Loet. Lord
Curzon, die drie afleidingen mogelijk acht van het woord havir, kiest
terecht het arabische hafr, dat beteekent "zoutmoeras". Dat woord is
nog voortdurend in gebruik in Zuid-Perzië. Wat de uitdrukking Loet
betreft, die is stellig afgeleid van Lot, en de gidsen wijzen nog dikwijls
in de groote woestijn de Sjahr-i-Loet of "steden van Lot". Zij leggen
dan uit, dat de Almachtige ze door hemelvuur verwoestte, juist als de
plaatsen, die nu bedolven liggen in de Doode Zee.
Na langdurige onderzoekingen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.