te zijn getrokken, bereikten wij
de Kara Soe of Zwart Water, een rivier met langzaam stroomend,
slijkerig water. Er ligt een brug over naar het land der Turkomannen.
Enkele mijlen trokken wij voort door een zeer vruchtbare vlakte en
kwamen toen aan de oevers der Gurgan, een rivier, waarvan de naam
denzelfden wortel heeft als het woord Hyrcanië. Een tweede brug, even
stevig als de eerste, ligt bij het fort Akkala of het Witte Fort, een oude
plaats van de Kadjaren, waar nog een garnizoen is en die er
indrukwekkend uitziet. Wij gingen den stroom niet over, maar trokken
langs den linker oever, om zoo te komen in het kamp van Moesa khan,
hoofd der Ak-Atabai, voor wien ik een brief had van kolonel Stewart.
Om u een alasjoek of Turkomannen-woning voor te stellen, moet ge
denken aan een kring van omgebogen takken, min of meer in den vorm
van een bijenkorf en zoowat twintig voet in diameter; zwart vilt is over
alles heen getrokken, en het resultaat is een beweegbaar huis, dat ten
minste als het koud weêr is, de voorkeur verdient boven een tent.
Binnenin wordt het hebben en houden van den eigenaar bewaard in
reuzenpakken, terwijl de karabijn van den heer des huizes binnen het
bereik van zijn hand is. Stukken tapijt bedekken de reten en spleten van
het vilt, en als er vuur brandt op den open haard, kan men zich
comfortabel voelen in zulk een verblijf. Alleen de rook blijft een groot
bezwaar. Ieder kamp werd bewoond door een aantal gezinnen tusschen
tien en dertig. Zij brengen zoo vijf maanden door ten zuiden van de
Gurgan, halen hun oogst binnen en laten daarna weer hun kudden
weiden dichtbij de Atrek.
Men kan als vaderland der Turkomannen beschouwen een strook
gronds, die beginnend bij de baai van Astrabad doorloopt tot het punt,
waar de drie staten Rusland, Perzië en Afghanistan samenkomen.
Hun eerste belangrijk optreden in de geschiedenis dagteekent van de
12de eeuw, toen zij sultan Sandjar van den troon stieten. In de 19de
eeuw gaf Shah Abbas bij zijn troonsbestijging aan talrijke koloniën van
Koerden grondgebied in die streken, wat een slag was voor de
turkmeensche roovers; maar zij bleven tot hun definitieven val, na de
inneming van Khiwa en van Merw, een ware plaag voor Perzië. Men
kan daar goed over oordeelen, als men, zooals ik, vroegere gevangenen
van hen heeft gezien en gehoord heeft wat zij hadden te verdragen, te
meer daar bij de natuurlijke wreedheid der Turkomannen zich de haat
voegde van de Sunnieten tegen de Sjiïeten. De heer Vambéry heeft mij
verteld, dat, hoewel hijzelf tijdens zijn gevangenschap aan de Atrek
heel goed werd behandeld, hij getuige moest zijn van allerlei tooneelen,
die hem de Turkomannen deden verfoeien.
Zeer tegen mijn zin was Moesa khan voor den nacht naar Astrabad
gegaan. Ik maakte van den dag, dien ik wachtende moest doorbrengen,
gebruik, om de ruïnen van de stad Kizil-Alan te gaan zien. Er zijn ook
verschillende hoogten, die verspreid in het dal der Gurgan liggen, waar
door reizigers veel onderzoekingen zijn gedaan. Enkelen hebben er
reeksen van seinposten in willen zien. Het is eenvoudiger, te
veronderstellen, dat het ruïnen van dorpen of steden zijn. Wij kunnen er
niet meer van zeggen, vóór men systematische opgravingen zal hebben
gedaan. Dan zal een rijke oogst de exploratie van het oude Hyrcanië
beloonen.
Zoodra hij was aangekomen, liet Moesa khan mij door Joessoef weten,
dat hij het niet op zich durfde nemen, mij door het turkmeensche land
te laten gaan. Ik kon er zeker van zijn, te worden gedood of bestolen, en
hij zou er door de perzische regeering voor aansprakelijk worden
gesteld. Het kostte mij zeer veel moeite, hem op zijn besluit te doen
terugkomen. Eindelijk, na verloop van drie dagen, gaf hij toe op de
bedreiging, dat zijn naam van gezaghebbend hoofdman er in Europa
onder zou lijden, en zoo beloofde hij, mij een geleide te bezorgen tot de
Atrek. Drie bloedverwanten van hem zouden mijn verdere reis
organiseeren.
Dus scheidde ik van mijn gastheer op de plek, waar wij de Gurgan over
moesten trekken, en wij trokken noordwaarts door de besneeuwde
steppe. Eerst was die geheel vlak, maar bij het naderen van de Atrek
gingen wij over een keten van lage bergen, bekend onder den naam
Kara-tapa of Zwarte heuvels. 's Avonds bereikten wij in een
sneeuwstorm een kamp van den stam der Atabaï, waar wij den nacht
doorbrachten. Die stam telt ongeveer twee duizend gezinnen in Perzië
en duizend in Rusland. Wij zetten toen den tocht langs de Atrek voort
onder het geleide van een turkmeenschen mollah, Hak Nafas, die niet
erg zeker van zijn zaak was. Ik vernam van Joessoef, dat het een roover
was, die niet viel te vertrouwen.
Vóór hij van ons wegging, had hij op fluisterenden toon een
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.