het
hotel tot gezelschapszaal ingericht, en eene eetzaal naast het
hoofdgebouw gesticht. De eenvormigheid van die hotels werkt wel
eens op de lachspieren, maar heeft vóór, dat men zich spoedig thuis
gevoelt; men verplaatst zich wel, maar komt telkens weêr in eenzelfde
huis terecht. Na het eten was het mij te warm om dadelijk verder te
gaan. Ik bestelde later, toen de zon achter de bergen was, mijn rijtuig
aan den Lo-foss (foss beteekent waterval) en wandelde langzaam op.
Die waterval was een geweldig natuurtooneel; bij een kronkeling in de
rivier had een rotsbrok, ongeveer in het midden van den stroom, tot nu
toe aan den drang van het water weêrstand kunnen bieden, maar
vormde juist daardoor bij een val van 20 en 25 meter een waren
heksenketel. De zon scheen helder op de bruisende watermassa, die na
den val als damp weder omhoog stoof en een heerlijk kleurenspel
veroorzaakte. De oude vervallen gebouwen van een zaagmolen droegen
het hunne bij tot versiering van het geheel en eenige mannen, die aan
de overzijde op den hoogen kant stonden te werken, deden de
verbazende afmetingen nog te sterker uitkomen. We kruisen een paar
wilde bergbeken, die zich in de Baegna uitstorten; rijden door het
gehucht Oilo en naderen Vangsmjösen, een der schoonste bergmeren
van Noorwegen. De straatweg loopt aan de zuidzijde in de lengte langs
het meer; eene reeks van vriendelijke uitzichten over de kalme
watervlakte, voor 't meerendeel donker gekleurd door de spiegeling der
dichtbegroeide berghellingen langs zijne oevers; in de verte kan men
dikwijls niet zien waar het water eindigt en de helling begint. De weg is
gedeeltelijk in de rotsen uitgekapt, die vooral bij Kvamsklev een
geweldig aanzien verkrijgen. Aardig zijn de drinkbakken, die overal
langs den weg staan, en den paarden steeds stroomend versch
drinkwater aanbieden. Die zorg voor de paarden vindt ook nog hare
uitdrukking in velerlei opschriften, bijv. "Wees goed voor uw paard",
"Trek uw paard niet in den bek", en bij het opgaan van eenigszins
belangrijke hoogten in een bord met uitnoodiging tot den reiziger, om
de steilte te voet te beklimmen. Aanvankelijk heb ik aan die
uitnoodiging eerlijk gevolg gegeven, maar spoedig zag ik hoe de
koetsiers, die geen reizigers bij zich hadden, doodbedaard bleven zitten
als er zulk eene klauterpartij kwam; na die ervaring heb ik de koetsiers
maar voorgesteld, dat zij zouden wandelen en ik blijven zitten. Ze
gaven er altijd lachend gevolg aan. Overigens moet ik erkennen dat de
koetsiers, oud en jong, veel zorg voor hunne paarden hebben. De
paarden zijn eene soort van dubbele hitten, gewoonlijk isabelkleurig
met zwarte manen en staarten; de manen kort afgeknipt, zoo dat ze als
een borstel op den nek staan, en op het hoofd in een paar flinke blessen
uitloopen. 't Zijn driftige beestjes; men noemt ze daar Fjord-paarden;
ontmoet men eens een grooter paard, dan weet de koetsier u te vertellen,
dat 't een deensch paard is, maar voor de wegen daar niet half zoo
geschikt als zijn beestje.
Het uitzicht op het meer blijft prachtig; rechts en links vooruit zijn de
bergruggen bedekt met sneeuw. Dit was nu het eerste echte noorsche
berglandschap dat ik zag; het gaf mij een zeer bijzonderen indruk;
reusachtige afmetingen, frisch groen daar waar de berghelling wat terug
trad en uiterwaarden gevormd waren; sterk begroeide berghellingen,
krachtige rotspartijen met statige lijnen; veel zon en licht met sterke
tegenstelling in het donker loof; warme kleuren. Men noemt het
noorsche landschap somber; dat kan ik niet beamen; maar er is toch iets
bijzonders aan; iets dat geene hoogere bekoring geeft en dat ik tot nu
toe geen naam kan geven.
Aan de zijde van het meer, waarlangs de straatweg loopt, wijken de
rotsen meer en meer terug; we rijden wat lager langs den waterspiegel,
aan weêrszijden weiden, met hier en daar vee, en ook een akkertje;
enkele huizen beginnen zich te vertoonen, nog over een heuvelrug heen
en daar in eens ligt het vriendelijke kerkdorp Grindaheim voor ons;
eerst weder de witte, houten kerk en pastorie en dan een dertigtal
woningen, twee hotels, waarvan een zich Sanatorium noemt. Ik koos
veiligheidshalve maar het tweede, het Grindaheim hotel, dat tevens
poststation is.
Des avonds na het eten, ('t was negen uur en nog goed dag) maakten de
gezamenlijke gasten nog eene wandeling; onder tafel hadden we in de
verte onweer gehoord en 't had wat geregend. Opmerkelijk was de
verbazende afkoeling; 't was bepaald koud geworden en de bedienende
juffrouw in het hotel voorspelde ons voor den volgenden dag een
kouden noordenwind, tevens de voorbode van daaropvolgend
aangenaam helder weder. Zoo'n wandeling heeft daar een eigenaardige
beteekenis, men kuiert er namelijk den straatweg op en neer, want van
zijwegen, van landwegen, is geen sprake, van bergpaden is ook geen
spoor te zien; te Grindaheim waren ook de boerenhoeven aan de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.