hals, terwijl de vader, diep gedoken in een houten leunstoel, kringetjes blies uit zijn groote pijp.
O, hollandsche avond, daar in die dichte herberg, glimmend van properheid, ik zie u nog! De geverfde hangklok scandeerde de minuten met haar rooden slinger. De muren, behangen met porseleinen borden met blauwe bloemen, gaven bij het schijnsel van de lamp een illusie, alsof ze van marmer waren en een lichtende lijst vormden om de massieve meubels van bruin mahoniehout.
Pietje is een aardig boerinnetje, en de ouders ook zijn beste luidjes. De taal der oogen, die rijk is aan uitdrukking, vervangt in voldoende mate die der tongen, en wij vangen weldra elkanders gedachten op, als we ons best doen er uitdrukking aan te geven.
Die stilte en rust irriteeren echter na verloop van een uur mijn zenuwen van levendigen Franschman. De oude is zoo tevreden, dat hij mij ergert, en het gekrab van de moeder werkt aanstekelijk. Ik profiteer van het oogenblik, waarop de dochter met haar werk klaar is en wijs met een energieke beweging naar de zoldering.
De moeder heft het hoofd op en glimlacht. Dat behoort tot haar departement. Ze legt haar breiwerk neer en voert mij naar een ladder, achter de keuken, steekt den vinger in de hoogte en reikt mij de kaars aan onder het uitspreken van een ingewikkelde redevoering.
"Goed, goed", zeg ik, "lief moeder, ik wensch u een goeden nacht, u en uw ronden echtvriend en uw dochtertje en 't heele huis!"
Ik klauter de ladder op en kom op een soort van zolder, waar de rijkdom aan groente der familie ligt opgestapeld, rechts een hoop aardappelen, links een pyramide van wortelen, vóór mij een berg uien, elders erwten en boonen en gereedschap; tusschen twee balken eindelijk een alcoof van ruwe planken en daarin een matras, twee lakens en een deken.
Ik sla de armen over elkaar, vol verontwaardiging ... maar ik bedenk, dat in een dorpje verloren onder tegen de duinen van een afgelegen eiland, men geen pretensies hebben moet, en ik volg Napoleon na, die, uit vrees verrast te worden, zich geheel gekleed te slapen legde.
De wind joeg over het dak, deed de pannen kletteren met krachtige stooten; maar mij vastklampend aan de geruststellende gedachte, dat hij eerst het dak moest kapot hebben, vóór hij mij kon bereiken, sloot ik de oogen en viel in slaap....
's Morgens stroomde een prachtige zonneschijn door het zolderraampje en legde een stralenkrans om mijn hoofd. Ik haastte mij naar beneden en naar buiten, waar ik tot mijn verbazing een abnormale drukte van klompen hoorde.
Dat geluid van het hout op de steenen riep in mijn herinnering Bretagne op en de kadans van de klompen op de bestrating der oude stadjes.
Maar dat is toch niet mogelijk, zei ik tot mijzelven, dat de jongens van Guéméné en de meisjes van Fouessant de zee zijn overgestoken in den nacht, om mij deze aubade te brengen? Misschien ook zijn het de geesten der gestorvenen uit mijn land, die mij willen verrassen en mij beletten, mij te laten naturalizeeren als Hollander. Ze hadden anders in dat opzicht niet heel veel te vreezen....
Beneden aan de ladder lachten de vrouwen mij toe; de baas, weer in zijn stoel gezeten, stiet een groote rookwolk uit en rolde met zijn blauwe oogen.... De weg was eenvoudig vol met kleine kinderen, die vóór schooltijd heen en weer drentelden.
Verrassend, die kinderen! In andere landen maken huns gelijken een diabolisch lawaai, schreeuwen, stampen, loopen elkaar achterna, spelen krijgertje, verstoppertje of springen touwtje.... Hier wandelen ze maar. De jongens met de handen in de zakken, de pet op één oor, duwen elkaar zoo'n beetje weg. De meisjes, als groote menschen gekleed, met wijde rokjes en groote doeken, dansen in 't rond, elkander bij de hand houdend, of loopen hard bij 't klepperen van de wijde klompjes, terwijl ze met de dunne, bloote armpjes zwaaien.
Dit was een frisch, opwekkend gezicht. Een heldere Septemberzon, een straat, zoo schoon en rein als 't schip van een kerk, roode, bruine of witte huizen met roode daken, kleine meisjes, in het blauw gekleed, in druk bewegen vol gratie; men kan er werkelijk spijt van hebben, dat men niet met één penseelstreek al die kleuren op het doek kan brengen, waaruit een tooneeltje van dezen aard bestaat.
De kinderen werden mij gewaar en vlogen weg als opgeschrikte vogeltjes, toen ik de beweging maakte van hen te willen photografeeren. Ik liep ze achterna. Zij lachten, liepen achter muren om, verborgen zich, kwamen weer voor den dag, en ik kon mij al gauw verbeelden een wolf te zijn, die schaapjes achtervolgde.
Klik, klak, daar had ik ze! Ik overviel hen in een schuilhoekje, waar ze zich verbergden, en waar de meisjes de handen vouwden, als om genade te smeeken, terwijl de jongens daarentegen mij brutaal trotseerden.
Maar de kinderwereld met haar levendige kleuren liet mij in Zoutelande weldra alleen en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.