De schat in het Zilvermeer | Page 9

Karl Friedrich May
zonder dat men er hem ����n heeft kunnen bewijzen."
"Dezelfde, sir! Ik heb hem herkend."
"Dan zal ik hem, als hij langer aan boord blijft, wat scherper op de vingers kijken. En u moet ik nader leeren kennen. Gij zijt de man, die mij past. Als gij u nog niet elders verbonden hebt, zou ik u kunnen gebruiken."
"Nu," hernam Tom, als iemand die nadenkt, de oogen neerslaande, "de eer, bij u te kunnen zijn, is mij meer waard dan al het andere. Ik heb wel een overeenkomst met andere rafters aangegaan; zij hebben mij zelfs tot hun aanvoerder gekozen; maar als gij mij den tijd kunt laten, om hen er van in kennis te stellen, zal ik mij wel van hen af weten te maken."
"Goed! Dan moet gij een kajuitplaats nemen, opdat wij bij elkander kunnen zijn. Wat gij daarvoor bij te passen hebt, zal ik u gaarne vergoeden."
"Daarvoor zal ik u bedanken, sir! Wij rafters verdienen, als wij vlijtig zijn, zeer veel geld; en op dit oogenblik heb ik juist al mijn zakken vol, want ik kom van Vicksburg aan de beneden-rivier, waar ik onze rekeningen ge?ncasseerd heb. Ik kan dus de kajuitplaats zeer goed zelf betalen. Maar zie eens! Ik geloof dat de voorstelling met den panter op het punt is om te beginnen."
De menagerie-eigenaar had van kisten en pakken verscheidene zitplaatsen gefabriceerd, en noodigde nu met een hoogdravende toespraak het ge?erde publiek uit om plaats te nemen. Dat geschiedde. Het scheepsvolk, voor zoover het niet aan het werk behoefde te zijn, mocht gratis het schouwspel bijwonen. De kornel kwam met zijn volgelingen niet kijken; hij had den lust daartoe verloren.
De twee Indianen waren niet uitgenoodigd geworden, om ook aan de voorstelling deel te nemen. Twee Indsmannen in gezelschap te brengen bij ladies en gentlemen, die een dollar per persoon betaald hadden, daaraan had de eigenaar van het dier zich niet willen schuldig maken. Zij stonden dus op een tamelijken afstand, en schenen dus volstrekt niet nieuwsgierig, zoo min naar de ijzeren dierenkooi als naar de groep toeschouwers, ofschoon er intusschen aan hun scherpe schuinsche blikken niets hoegenaamd ontging van alles wat er voorviel.
Nu zaten de toeschouwers voor de nog gesloten houten kast. De meesten hunner hadden geen juist begrip van een zwarten panter. De tot het kattengeslacht behoorende roofdieren der Nieuwe Wereld zijn aanmerkelijk kleiner en minder gevaarlijk dan die der Oude Wereld. Een Gaucho, bij voorbeeld, vangt den jaguar, die Amerikaansche tijger genoemd wordt, met de lasso, en sleept hem achter zich voort. Eer hij dat met den Bengaalschen koningstijger probeerde, zou hij zich eerst wel tweemaal bedenken. En de Amerikaansche leeuw, dat is de poema, gaat voor den mensch op de vlucht, zelfs al kwelt hem de honger. De panter, nu, wordt beschreven als aanmerkelijk kleiner dan de leeuw en de tijger; en daar de toeschouwers bij die twee namen aan den poema en den jaguar dachten, verbeeldden de meesten zich een roofdier te zullen zien van ongeveer een halven meter hoogte, en nagenoeg dezelfde lengte en breedte. Niet gering was dan ook hun bevreemding, toen het voorgedeelte van het houten omkleedsel van de ijzeren kooi werd verwijderd, en zij den zwarten panter aanschouwden.
Hij had van Nieuw-Orleans af in den donker gelegen; slechts des nachts had men de kast geopend. Nu zag hij voor het eerst weer het daglicht, en dat verblindde hem aanvankelijk. Hij deed zijn oogen weder dicht, en bleef lang uitgestrekt liggen, zoo lang als zijn kooi was. Toen knipte hij eenige keeren met zijn oogen en werd zoodoende de voor hem zittende menigte menschen gewaar. Met de snelheid eener gedachte sprong hij overeind, en hief een gebrul aan, dat de meeste toeschouwers met schrik vervulde en achteruit deed schuiven.
Ja, het was een volwassen, pracht-exemplaar, stellig een meter hoog, en zonder zijn staart, tweemaal zoo lang. Met de klauwen van zijn voorpooten greep hij de ijzeren staven van zijn kooi, en schudde die met zooveel kracht, dat de houten kast er door in beweging kwam. Daarbij liet hij zijn schrik-aanjagende tanden zien. Zijn donkere kleur verhoogde slechts den indruk, dien hij maakte.
"Ja, myladies en gentlemen!" sprak de menagerie-eigenaar op verklarenden toon; "de zwarte basterdsoort van den panter behoort eigenlijk thuis op de Soenda-eilanden. Doch die dieren zijn klein. De echte zwarte panter, die overigens zeer zeldzaam is, wordt in Noord-Afrika, aan de grens der Sahara-woestijn gevonden. Hij is even sterk als de Leeuw en veel gevaarlijker, en kan een volwassen rund in zijn bek wegdragen. Welke kracht hij in zijn gebit heeft zal u overigens spoedig blijken, zoodra de voedering begint."
De dierentemmer kwam met de helft van een geslacht schaap aandragen, en legde dit voor de ijzeren kooi neder. Toen de panter het vleesch rook en zag, stelde hij zich aan als dronken van bloeddorst. Hij sprong heen en weer in zijn kooi, en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 261
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.