zeventig maal zijn linker vóor zijn rechter voet
gezet te hebben, kwam hij in de Reform-club, een groot gebouw in Pall
Mall, dat niet minder dan drie millioen pond gekost heeft.
Phileas Fogg ging terstond naar de eetzaal, waarvan de negen ramen
uitkwamen op een fraaien tuin met boomen, die reeds eene gele
herfsttint kregen. Daar nam hij aan de tafel plaats, waar zijn couvert
hem reeds wachtte; zijn ontbijt bestond uit een bijgerecht, gekookte
visch met "reading sauce," biefstuk met champignons, een gebak
gevuld met rabarberstelen en kruisbessen met een stukje Chesterkaas,
en bij dat alles voegde hij eenige kopjes thee, bepaald uit China
gezonden voor de Reform-club.
Om dertien minuten voor éenen stond de gentleman op en begaf zich
naar de groote zaal, eene prachtige kamer, versierd met schilderijen in
rijke lijsten. Een bediende legde daar de onopengesneden Times neer
vóor zijne plaats, en Phileas Fogg maakte ze los met een vastheid van
hand, die getuigde dat hij in dit moeielijk werk zeer ervaren was. Met
deze lectuur was Phileas Fogg bezig tot kwart over drieën; de Daily
Telegraph, die daarop volgde, duurde tot het diner. Dit diner was
ingericht op dezelfde manier als het ontbijt, slechts met bijvoeging van
de "royal british sauce." Twintig minuten vóor zessen verscheen de
gentleman weder in de groote zaal, en daar verdiepte hij zich in den
Morning Chronicle.
Een half uur later kwamen de verschillende habitués van de
Reform-club opdagen en namen plaats bij den haard, waarin een lekker
vuur brandde. Dit waren Phileas Fogg's gewone medespelers in het
whistspel: de ingenieur Andrew Stuart, de bankiers John Sullivan en
Samuel Fallentin, de brouwer Thomas Flanagan en Gauthier Ralph, een
van de directeuren der engelsche bank, allen rijke en aanzienlijke
personen, zelfs in die club, onder wier leden men de voornaamste
industrieele en financieele beroemdheden telde.
"Wel! Ralph," begon Thomas Flanagan, "hoe staat het met den
diefstal?"
"Ja," antwoordde Andrew Stuart, "de bank is haar geld kwijt."
"Ik vertrouw integendeel," zeide Gauthier Ralph, "dat wij den dief wel
zullen krijgen. Men heeft zeer handige inspecteurs van politie naar
Amerika en naar de voornaamste havens van Europa gezonden, zoodat
het dien heer moeite zal kosten om hun te ontsnappen."
"Men heeft dus het signalement van den dief?" vroeg Andrew Stuart.
"Het is eigenlijk geen dief," antwoordde Gauthier Ralph ernstig.
"Hoe? Is het geen dief, die vijf en vijftig duizend pond sterling aan
bankpapier gestolen heeft."
"Neen," zeide Ralph.
"Is het dan iemand, die zaken aan de beurs doet?"
"De Morning Chronicle verzekert dat het een gentleman is."
Hij, die dit zeide was niemand anders dan Phileas Fogg, wiens hoofd
even uitstak boven een stapel couranten welke voor hem lagen.
Tegelijkertijd groette Phileas Fogg zijn collega's, die zijn groet
beantwoordden.
De zaak waarover men sprak en waarover de verschillende dagbladen
van het Vereenigde Koninkrijk zoo ijverig van gedachten wisselden,
was drie dagen geleden, den 29en September gebeurd. Een lias
banknoten, de aanzienlijke som van vijf en vijftig duizend pond sterling
vertegenwoordigende, was weggenomen van het tafeltje van den
eersten boekhouder der engelsche bank.
Aan hem, dien het verwonderde dat zulk een diefstal zoo gemakkelijk
kon gebeuren, gaf de onder-directeur, Gauthier Ralph, eenvoudig ten
antwoord, dat juist op dat oogenblik de kassier bezig was om een
quitantie te registreeren en dat men niet op alles te gelijk kan letten.
Men moet niet uit het oog verliezen--iets wat de zaak duidelijker
maakt--dat deze uitmuntende instelling, de engelsche bank zich zeer
veel aan de waardigheid van het publiek laat gelegen liggen. Geen
wacht, geen oppassers, geen traliewerk! Het goud, het zilver en de
banknoten zijn aan ieders blikken blootgesteld en liggen schijnbaar ter
beschikking van den eerstkomende. Men mocht toch de eerlijkheid van
elken voorbijganger niet wantrouwen. Iemand, die het best de
engelsche zeden heeft bestudeerd, vertelt daaromtrent zelfs het
volgende. Eens was hij zeer nieuwsgierig om van nabij een gouden
staaf te zien, die zes à acht pond woog en op een tafeltje van den
kassier lag, in de zaal, waar hij zich bevond. Hij nam deze staaf, bekeek
haar, gaf haar aan zijn buurman, deze aan een anderen, zoodat zij van
hand tot hand ging, tot in de donkeren gang en niet dan na een half uur
terugkwam, zonder dat zelfs de kassier maar even opgekeken had.
Den 29en September echter liep niet alles op deze wijze af. De lias
banknoten kwam niet terug, en toen de prachtige pendule op den
schoorsteenmantel vijf uur sloeg en de instelling gesloten werd, had de
engelsche bank vijf en vijftig duizend pond op hare onkostenrekening
te brengen.
Toen de diefstal goed en deugdelijk was erkend, werden politieagenten
"detectives", gekozen uit de besten, naar de voornaamste havens
gezonden, naar Liverpool, Glasgow, Havre, Suez, Brindisi, New-York
enz., met belofte dat, zoo zij den dief opspoorden, hun eene premie van
twee duizend pond
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.