De ramp van Valparaiso | Page 5

Henri Bourdon
straks zal worden vastgebonden, en twee
lichamen van menschen die den vorigen dag zijn doodgeschoten en nog
bij den paal liggen. Hij ziet bleek, maar houdt zich goed. Ik durf niet
langer blijven, het wordt ook donker en men mag 's avonds na zes uur
niet op straat loopen. Den volgenden morgen ga ik weer kijken en de
zelfde man ligt thans dood naast de beide anderen, zijn eene oog hangt
geheel uit de kas. Tegen drie uur 's middags hebben wij brood kunnen
krijgen. Er zijn een paar bakkerijen die niet geheel vernield zijn en
waar men weer is begonnen te bakken. Ze worden bestormd en meer
dan 200 menschen maken queue; want het is verboden voor meer dan
50 centavos tegelijk te koopen. Een knecht komt te dicht bij de deur,
met eene mand vol brood aan den arm. Wel vijftig handen worden
uitgestoken en nemen hem in een oogwenk al zijn brood af.
De cavalerie, die de orde in de stad bewaart, komt op de menigte
inrennen en deelt links en rechts klappen uit met het plat van de sabel.
Wij hebben in ons gezelschap eenige jongelui, die tot de brandweer
behooren en het pak van de brandweerlieden dragen, en daardoor
kunnen wij gelukkig elken dag brood krijgen, zonder zoo lang in de
queue te moeten staan; want de brandweer heeft overal toegang en gaat
altijd voor. Ik heb van den Franschen consul een stuk gekregen, met
zijn zegel gestempeld, waarin staat dat ik tot de garde consulaire
behoor. Dat paspoort bewijst mij goede diensten en stelt mij in staat,
mij overal toegang te verschaffen, waar die aan anderen verboden is.
In den namiddag hebben wij onze tent van zeildoek verlaten, die
anderen thans mogen gebruiken, als zij willen, en met behulp van
stukken gegolfd plaatijzer, die wij wegnemen van een verwoest huis

vlak bij ons, bouwen wij eene nieuwe schuilplaats. We hebben ons ook
een paar matrassen weten te verschaffen en hopen, dat de volgende
nacht beter zal zijn. We hebben ketels opgezet, en we koken in de open
lucht. Het menu is niet zeer afwisselend; altijd Cassuela, een Chilisch
gerecht, stukken gestoofd schapevleesch of kip, met rijst, meelknoedels,
enz. We vormen een gezelschap van meer dan twintig personen, en we
hebben maar twee of drie borden en evenveel lepels en vorken. We
gebruiken die dus beurt voor beurt, zonder ze te wasschen natuurlijk,
want het water is schaarsch en moet van ver weg gehaald worden; maar
niemand trekt toch den neus op.
Wij hebben ook wijn kunnen krijgen, en daaraan heeft het ons zelfs
nooit ontbroken, zoolang wij op deze wijze kampeerden. We hebben nu
levensmiddelen in overvloed, dank zij de goede zorgen van onzen
consul, den heer Ramoger, wiens bereidwillige toewijding den
hoogsten lof verdient. Hij heeft bij het gouvernement van Chili bewerkt,
dat levensmiddelen voor de geheele Fransche kolonie worden verstrekt:
hij laat geweren en munitie onder ons uitdeelen, doet onderzoek naar de
wijze, waarop wij zijn geherbergd, komt ons bezoeken en met ons
lunchen in het kamp, en heeft voor ieder een vriendelijk woord.
De schokken zijn nog niet opgehouden en dezen nacht voelden wij nog
twee vrij hevige. De uitwerking van die schokken is zonderling. Waar
wij ons nu bevinden, hebben wij niets te vreezen, en toch houdt
iedereen op met spreken, richt het hoofd op, en men ziet elkander
zwijgend aan, terwijl de vrouwen beginnen te gillen. Ook de dieren zijn
zeer onder den indruk; het haar der paarden rijst te berge en zij beven
over hun geheele lichaam, terwijl de honden blaffen uit alle macht.
Er is een hevige wind opgestoken, die de vlammen aanwakkert. Het
magazijn van den heer Potin, dat aan de aardbeving was ontsnapt, is
later geheel door den brand verwoest. Zijn woonhuis ligt in puin; maar
zijne familie is gered. Zijn zoon heeft een telegram naar Parijs
gezonden en hij is thans op de terugreis. Die man heeft zijn geheele
leven gewerkt, zich eene goede positie verworven en is in een enkelen
dag totaal geruïneerd; want de verzekeringsmaatschappijen hebben
reeds gezegd, dat zij de schade niet zullen vergoeden. En hoeveel

anderen verkeeren in hetzelfde geval!
Zondag 19 Augustus. Wij staan vroeg op, en gaan ons wasschen in een
beekje dat door de bergen stroomt. Dit is geen weelde, want in drie
dagen hebben wij geen toilet kunnen maken en wij zijn ontoonbaar. Al
mijn goed was bij de waschvrouw, wier huis is verbrand, en ik krijg
jaegerhemden uit het magazijn van Guérin. Daarna komen wij om elf
uur samen bij den consul en beraadslagen wat ons te doen staat. Wij
besluiten, twee lieden naar Santiago te zenden te paard (180 kilometer)
om aan den minister in Frankrijk bericht te zenden en hulp te vragen;
want trein, post, telegraaf en telefoon, alles staat stil, en wij hebben
sedert
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 12
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.