dikwijls. In het begin der 19de eeuw verschijnen de Engelschen ten tooneele en slagen er langzamerhand in de Mohammedanen te vervangen, en van de helft dier eeuw dagteekent de bloeitijd van den staat. Bahadoer Khandji, broeder en voorganger van Z. H. Rasoel Khandji, die thans regeert, ontving van den onderkoning van Indi? een vlag met de wapens van Junagadh en verscheen met staatsie op den durbar te Delhi.
De Nabab Sahib heeft te Rajkumar College zijn opvoeding gekregen; hij is zeer vroom en zeer liefdadig. Te Rajkot hebben wij het hospitaal gezien, dat hij had laten bouwen; in zijn staten heeft men hem voor veel andere nuttige instellingen te danken. Groote sommen heeft hij besteed voor een betere waterverdeeling en hij heeft den spoorweg van Junagadh naar de haven Veraval laten aanleggen, alsook dien van Junagadh naar Rajkot.
Evenals de vorsten van zijn familie is ook de vermoedelijke troonopvolger te Rajkumar College opgevoed. Hij, Z. H. Cherzeme Khandji, is in 1889 getrouwd. Hij was het, die bij het bezoek van den onderkoning het woord nam, om den hoogen bezoeker te antwoorden, en hij heeft het met groote waardigheid gedaan.
Men moet niet denken, dat het bestuur der inlandsche staten aan het toeval wordt overgelaten; in het residentschap Bombay heeft elke staat, klein of groot, afzonderlijke diensten voor de uitvoerende macht, de financi?n, de justitie, openbare werken, kadaster, geneeskundigen dienst, douane, politie enz.
De uitvoerende macht berust bij den vorst, die haar overdraagt aan zijn eersten minister of diwan, wiens plichten zeer verscheiden zijn. Hij heeft alle ambtenaren onder zijn bevelen, moet toezicht houden op de rechtspraak, het onderwijs regelen, toezien op de bescherming der arbeidende klassen, zorgen voor het onderhoud der wegen, de irrigatiewerken en zoo meer. Hij mag dus wel een practisch man zijn.
De vorst is vrij in de keuze van zijn eersten minister, maar de keuze moet worden goedgekeurd door de plaatselijke regeering. Oudtijds was de betrekking erfelijk.
Sedert bijna een halve eeuw zijn de regeeringsaangelegenheden in Junagadh in handen geweest van bekwame mannen. De eerste staatsman ten tijde van ons bezoek was de vizier Sjeik Mohammed Bahauddin Hasambhai, aan de regeerende familie vermaagschapt door het huwelijk van zijn zuster Laddi Bibi met wijlen Mahabat Khandji. Zeer jong in staatsdienst getreden, was de vizier eerst commandant van de lijfwacht of Lal Risalda. Hij is vooral zijn hooge positie verschuldigd aan den steun, dien hij aan den Nabab verleende in den strijd tegen de koningin-moeder, een heerschzuchtige vrouw, die haar zoon buiten de zaken wilde houden.
Daar hij in financi?ele aangelegenheden uiterst bekwaam was, bestuurde de vizier de bezittingen van den staat met groote bekwaamheid, en daarbij gaf hij blijk van zeldzame energie in de onderdrukking van de rooverijen. In 1882 maakte hij zich meester van den hoofdman Janji Makrani, den schrik van den omtrek, en het volgend jaar van den bandiet Jasla, die voor de monding van een kanon werd gebonden, waardoor de rust van het land verzekerd was. Eindelijk roeide hij in 1889 de laatste rooverbenden uit, en sinds dien heerschte veiligheid in het land.
De vizier hield zich veel bezig met het onderwijs, dat hij aanmoedigde door beurzen en door de oprichting van scholen. De armen hebben aan hem slaaphuizen te danken en de pelgrims een weg naar Dattar. Als wijs en gematigd man weet hij de goede verstandhouding te bewaren tusschen hindoesche en mohammedaansche gemeenten.
Sir Charles Ollivant verklaarde in 1892, dat aan den vizier en den diwan Haridas de welvaart van den staat Junagadh te danken was. Die laatste trouwe medewerker van den mohammedaanschen vizier behoorde tot een familie van Ksjatria's uit Pendsjab. Zijn voorvaderen hadden geschitterd aan de hoven van de Groot Mogols; zij bewezen diensten aan de Mahratten, eindelijk aan de Engelschen, wien de vader van den heer Haridas Viharidas getrouw bleef in het vreeselijke jaar van den opstand.
De heer Haridas Viharidas, die in het midden der vorige eeuw geboren was, had in zijn provincie Madras studi?n gemaakt over de cultuur van tabak. Daarna trad hij in staatsdienst en werd in verscheiden inboorlingenstaten benoemd, tot hij in 1883 in Junagadh minister werd, welke betrekking hij twaalf jaar bekleedde. Op zijn initiatief werd de stad verfraaid. Hij stierf in 1895 en werd vervangen door zijn broeder, den heer Behechardas Viharidas, oud-lid van den wetgevenden Raad te Bombay. Deze ondernam groote irrigatiewerken.
Ik wil hier terloops opmerken, dat geen van die verdienstelijke ambtenaren in Engeland is geweest. Die dure en vaak zoo weinig nuttige reis is dus voor jonge lieden niet noodig ter voorbereiding van een rol van beteekenis in Indi?.
Ofschoon de stad Junagadh in de vlakte ligt, ziet zij er ondanks de moderne gebouwen en de rechte straten schilderachtig uit. Als men de oogen opslaat, ziet men de kanteelen van het fort en de toppen van den Girnar, die een indrukwekkenden achtergrond vormen en belangwekkende historische herinneringen oproepen.
Tijdens ons verblijf werd er
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.