Indi? en een reisverhaal van zijn bezoek aan Europa.
Zijn hoofdstad aan den oever van de rivier Gonduli heeft mooie gebouwen, moderne huizen, een hospitaal en een school voor adellijken. Bij onze nadering beschreef de trein, die den vorst na een afwezigheid van eenigen tijd in zijn staten terugvoerde, een bocht, om hem voor de deur van zijn paleis af te zetten, en de rookwolk van de locomotief drong tusschen de boomen van het vorstelijk park. De minister van Gondal, de heer Damri, de heer J. N. Unwalla en een perzisch reiziger wachtten ons op het perron. Onze gastheer uit Bombay, de heer Malabari, heeft de goede gedachte gehad, ons overal in Kathiawar zulke verrassingen te bereiden.
De minister noodigde ons uit, den dag bij hem door te brengen; maar wij hadden geen tijd om in deze stad te blijven, die de hoofdstad moet zijn van wat een modelstaat wordt genoemd. Wij konden alleen een praatje houden over gemeenschappelijke bekenden, o. a. over den opvolger van mijn vader aan de academie van de opschriften, den heer Sénart.
Na Gondal werd het terrein bergachtiger. De warme, weldadige zon gaf mij nieuwe krachten en ik gevoelde, dat ik genoegzaam hersteld was voor den tocht naar den Girnar. Het was in die mooie Februaridagen een heerlijke reis. Rust en kalmte heerschten hier in deze streken, alleen aan de stations afgebroken door enkele luidruchtige inboorlingen, die op transport van hun bagage toezien of voor hun koopwaar zorgen.
Eindelijk zijn wij te Junagadh; de schoonzoon van den minister, de heer K. Ch. Dhru, is ons tegemoet gereisd en brengt ons in den landauer van den Nabab Sahib naar een villa, even buiten de stad gelegen tegenover den Girnar. Wij hoorden, dat de offici?ele wereld naar een naburigen staat was gegaan, om het huwelijk van den vorst bij te wonen.
Wij zullen dus kunnen uitrusten. Lal Bagh is een der geriefelijkste woningen, die we in Indi? hebben gehad, althans in de provincie, en het is, of ik er mijn kamer uit Bandora terugvind. Het huis werd gebouwd door den Parsi Sir Ph. Mehta, in den tijd van zijn verblijf in Junagadh; het was elegant gemeubeld en ik zal nooit vergeten met hoeveel attenties het dienstpersoneel mij omringde.
Vanaf het terras had men een prachtig uitzicht op het bergland van den Girnar. Een lichtende wolk scheen om de vijf toppen te hangen en ze samen tot een volmaakten kegel te maken. Het is een heilige berg, vroeger woonplaats der goden, en sinds onheugelijke tijden trekken de pelgrims er heen. In de rotsflanken hebben kluizenaars zich cellen ter bewoning gekozen; op de bloeiende hellingen hebben de geloovigen tempels gebouwd voor hun beschermgoden, en op de toppen kan men de voetstappen vinden van de gelukkige stervelingen, die op het punt waren, de zaligheid van het Nirwana deelachtig te worden.
Men kan de stad Junagadh niet bezoeken, zonder een blik te slaan op haar verleden. De vorsten uit de tegenwoordige regeerende dynastie der afghaansche Babi's hebben tallooze voorgangers gehad; maar men moet tot de rajpoetische dynastie opklimmen van de Chudasama's, om den oorsprong te vinden van de vele sagen en verhalen, die in omloop zijn. In de 15de eeuw verscheen de geduchte vijand voor de vorsten van Goedsjerat en Sorath, de Islam. Ra Mandik III was de laatste Hindoevorst, die in dien tijd over Junagadh regeerde. Het heet, dat de vorst de vrouw van zijn minister verleidde en dat deze, om wraak te nemen, zijn vorst verried aan Mahmoed, sultan van Ahmedabad. De overwonnene werd gedwongen, den Islam aan te nemen en verkreeg onder den naam Khan Djehan een roep van heiligheid.
Mahmoed vond veel behagen in de mooie provincie Sorath, vestigde er zich en veranderde zelfs den naam van Junagadh in dien van Moestafabad. Hij legde de versterkingen aan van de stad en bouwde de moskee bij het fort. Zijn edelen volgden hem; hij gaf hun ambten en gunstbewijzen en bracht den Islam er tot bloei. Sedert de bezetting door Mahmoed werd Junagadh bestuurd door een uit Ahmedabad gezonden ambtenaar, en de sultan stond aan den zoon van den onttroonden koning een eeretitel toe en land te Sil Bayarda aan het strand der zee.
Het geslacht der Chudasama's heeft zijn invloed nog behouden in het land en in de regeerende familie hecht men nog waarde aan de verwantschap met de afstammelingen der oude koningen.
De laatste der Foedjaren of gouverneurs, Sehr khan Babi, maakte in de 18de eeuw gebruik van het verval van het Rijk, om den titel van Nabab van Junagadh aan te nemen. Daar hij een bekwaam en moedig man was, hief hij een schatting van alle vorsten van Kathiawar, een heffing, die nu nog voortduurt en die door tusschenkomst der Engelschen wordt geheven sinds 1821.
De geschiedenis van het vorstengeslacht der Babi's levert een merkwaardig voorbeeld van de intriges aan de kleine inlandsche hoven, intriges van vrouwen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.