van het Rijk, om den titel van Nabab
van Junagadh aan te nemen. Daar hij een bekwaam en moedig man was,
hief hij een schatting van alle vorsten van Kathiawar, een heffing, die
nu nog voortduurt en die door tusschenkomst der Engelschen wordt
geheven sinds 1821.
De geschiedenis van het vorstengeslacht der Babi's levert een
merkwaardig voorbeeld van de intriges aan de kleine inlandsche hoven,
intriges van vrouwen dikwijls. In het begin der 19de eeuw verschijnen
de Engelschen ten tooneele en slagen er langzamerhand in de
Mohammedanen te vervangen, en van de helft dier eeuw dagteekent de
bloeitijd van den staat. Bahadoer Khandji, broeder en voorganger van Z.
H. Rasoel Khandji, die thans regeert, ontving van den onderkoning van
Indië een vlag met de wapens van Junagadh en verscheen met staatsie
op den durbar te Delhi.
De Nabab Sahib heeft te Rajkumar College zijn opvoeding gekregen;
hij is zeer vroom en zeer liefdadig. Te Rajkot hebben wij het hospitaal
gezien, dat hij had laten bouwen; in zijn staten heeft men hem voor veel
andere nuttige instellingen te danken. Groote sommen heeft hij besteed
voor een betere waterverdeeling en hij heeft den spoorweg van
Junagadh naar de haven Veraval laten aanleggen, alsook dien van
Junagadh naar Rajkot.
Evenals de vorsten van zijn familie is ook de vermoedelijke
troonopvolger te Rajkumar College opgevoed. Hij, Z. H. Cherzeme
Khandji, is in 1889 getrouwd. Hij was het, die bij het bezoek van den
onderkoning het woord nam, om den hoogen bezoeker te antwoorden,
en hij heeft het met groote waardigheid gedaan.
Men moet niet denken, dat het bestuur der inlandsche staten aan het
toeval wordt overgelaten; in het residentschap Bombay heeft elke staat,
klein of groot, afzonderlijke diensten voor de uitvoerende macht, de
financiën, de justitie, openbare werken, kadaster, geneeskundigen
dienst, douane, politie enz.
De uitvoerende macht berust bij den vorst, die haar overdraagt aan zijn
eersten minister of diwan, wiens plichten zeer verscheiden zijn. Hij
heeft alle ambtenaren onder zijn bevelen, moet toezicht houden op de
rechtspraak, het onderwijs regelen, toezien op de bescherming der
arbeidende klassen, zorgen voor het onderhoud der wegen, de
irrigatiewerken en zoo meer. Hij mag dus wel een practisch man zijn.
De vorst is vrij in de keuze van zijn eersten minister, maar de keuze
moet worden goedgekeurd door de plaatselijke regeering. Oudtijds was
de betrekking erfelijk.
Sedert bijna een halve eeuw zijn de regeeringsaangelegenheden in
Junagadh in handen geweest van bekwame mannen. De eerste
staatsman ten tijde van ons bezoek was de vizier Sjeik Mohammed
Bahauddin Hasambhai, aan de regeerende familie vermaagschapt door
het huwelijk van zijn zuster Laddi Bibi met wijlen Mahabat Khandji.
Zeer jong in staatsdienst getreden, was de vizier eerst commandant van
de lijfwacht of Lal Risalda. Hij is vooral zijn hooge positie
verschuldigd aan den steun, dien hij aan den Nabab verleende in den
strijd tegen de koningin-moeder, een heerschzuchtige vrouw, die haar
zoon buiten de zaken wilde houden.
Daar hij in financiëele aangelegenheden uiterst bekwaam was,
bestuurde de vizier de bezittingen van den staat met groote
bekwaamheid, en daarbij gaf hij blijk van zeldzame energie in de
onderdrukking van de rooverijen. In 1882 maakte hij zich meester van
den hoofdman Janji Makrani, den schrik van den omtrek, en het
volgend jaar van den bandiet Jasla, die voor de monding van een kanon
werd gebonden, waardoor de rust van het land verzekerd was. Eindelijk
roeide hij in 1889 de laatste rooverbenden uit, en sinds dien heerschte
veiligheid in het land.
De vizier hield zich veel bezig met het onderwijs, dat hij aanmoedigde
door beurzen en door de oprichting van scholen. De armen hebben aan
hem slaaphuizen te danken en de pelgrims een weg naar Dattar. Als
wijs en gematigd man weet hij de goede verstandhouding te bewaren
tusschen hindoesche en mohammedaansche gemeenten.
Sir Charles Ollivant verklaarde in 1892, dat aan den vizier en den
diwan Haridas de welvaart van den staat Junagadh te danken was. Die
laatste trouwe medewerker van den mohammedaanschen vizier
behoorde tot een familie van Ksjatria's uit Pendsjab. Zijn voorvaderen
hadden geschitterd aan de hoven van de Groot Mogols; zij bewezen
diensten aan de Mahratten, eindelijk aan de Engelschen, wien de vader
van den heer Haridas Viharidas getrouw bleef in het vreeselijke jaar
van den opstand.
De heer Haridas Viharidas, die in het midden der vorige eeuw geboren
was, had in zijn provincie Madras studiën gemaakt over de cultuur van
tabak. Daarna trad hij in staatsdienst en werd in verscheiden
inboorlingenstaten benoemd, tot hij in 1883 in Junagadh minister werd,
welke betrekking hij twaalf jaar bekleedde. Op zijn initiatief werd de
stad verfraaid. Hij stierf in 1895 en werd vervangen door zijn broeder,
den heer Behechardas Viharidas, oud-lid van den wetgevenden Raad te
Bombay. Deze ondernam groote irrigatiewerken.
Ik wil hier terloops opmerken, dat geen van die verdienstelijke
ambtenaren in Engeland is geweest.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.