vertrokken wij van Yokohama met den trein in de
kleine Japansche coupé's, waar elke Europeaan zich bukken moet om in
te komen, terwijl iemand met een "gezellig" embonpoint zich dat
genoegen geheel moet ontzeggen, daar de deurtjes niet wijder zijn dan
50 cM. Hoe deze door de natuur al te mild bedeelden in Japan reizen, is
mij onbegrijpelijk.
De coupé scheen bij ons binnenkomen geheel vol, wat zeer natuurlijk is,
daar ieder persoon ten minste twee plaatsen innam. Zitten op onze
manier is voor Japanners heel ongemakkelijk; doch de bouwer van
spoorwegwagons in Japan schijnt dat als bewijs van civilisatie toch
noodzakelijk te vinden. Zoo waren eenige personen bij ons
binnenkomen verplicht hunne onder het lichaam dubbelgevouwen
beenen weg te trekken en ze op europeesche wijze te laten neerhangen.
Het was niet zonder zuur gezicht dat deze operatie plaats vond, maar
men moet iets voor de civilisatie over hebben! Het was zeker deze
overweging, die de passagiers in de omstandigheden deed berusten.
Eene jonge dame tegenover me had hare stelling op een stapel
reisdekens weten te handhaven en putte onophoudelijk uit een aantal
bonte zijden taschjes, nu eens beschuitjes of vruchten, dan eens een
courant, waarin zij zich ging verdiepen, dan weer een zacht papiertje,
om haar neus te snuiten, welk papiertje ze dan met een gebaar van
weerzin het venster uitwierp.
De reis in den trein duurde drie en een half uur, doch was vol
afwisseling. Het landschap werd steeds bevalliger en wilder.
De bergen, die zich zoo lang schuil gehouden hadden in hunne
geheimzinnige blauwe sluiers, wierpen die langzamerhand af en
openbaarden al hunne weelderige schoonheid, hunnen heerlijken
plantengroei met woeste rotspartijen. Het Hakone-gebergte verrees ter
linkerzijde en het doel van onzen tocht, de Fuji-yama, vertoonde zich
trotsch en majestueus, nog steeds ver aan den horizont, maar toch reeds
zichtbaar in zijn geheelen slanken kegelvorm.
Na ongeveer twaalf tunnels gepasseerd te hebben en verscheidene
bruggen, die ons over diepe ravijnen voerden, waar naakte bruine
mannen met hengelstokken aan het visschen waren in een bruisend
bergstroompje, kwamen we om half één aan het station Gotemba; hier
verlieten wij den trein en zou de eigenlijke tocht beginnen.
Daar we zuinig moesten zijn met onze eetwaren, besloten we in een
Japansch hôtel ons middagmaal te gebruiken. Zooals in elk Japansch
huis, moesten wij onze schoenen uittrekken om binnen te komen,
waarna we geleid werden naar de tweede verdieping in een vertrek,
keurig belegd met zachte matten, doch geheel ontbloot van meubels.
Eenige papieren schuifdeuren verdeelden het gemakkelijk in twee
deelen en onze eerste zorg was ons te kleeden in onze bergcostuums.
Middelerwijl was onze maaltijd gereed gemaakt; in water gekookte rijst
en een gerecht van kip, dat zeer onsmakelijk was. We zaten op den
vloer en keken naar den Fuji-yama, die zoo zwijgend en ver aan den
horizont stond, dachten aan de meer dan 10.000 voet die wij moesten
klimmen, en deden ons best de rijst en kippensoep met behulp van
stokjes te verorberen.
De hoogte van den machtigen vulkaan schijnt een zeer suggestieven
invloed uit te oefenen op den hôtelhouder van Gotemba--later
ondervonden wij op bijna allen in den omtrek van den Fuji-yama;--de
rekening, die ons bij het weggaan gepresenteerd werd, droeg er ten
minste duidelijke sporen van, en was meer in overeenstemming met
deze aanzienlijke hoogte dan met het sobere onthaal, dat wij gehad
hadden.
Drie paarden, ieder met een geleider en twee koelies voor onze bagage,
die meteen gidsen zouden zijn, stonden op ons te wachten en
begroetten ons glimlachend met diepe, hoffelijke buigingen. Ik meen
de koelies--tot de paarden is de Japansche beleefdheid nog niet
doorgedrongen. Mijn costuum, dat de goedkeuring der heeren niet had
mogen verwerven, die me zeker liever in een sleepjapon den Fuji
wilden zien opzweven, bleek nu al heel practisch, daar geen
dameszadel in Gotemba te krijgen was.
Tegelijk met ons zou een heel gezelschap Japansche pelgrims in
lichtblauwe kimono's, de bestijging beginnen, maar zij konden zich niet
de weelde veroorloven het eerste gedeelte van den weg te paard af te
leggen. Onder deze pelgrims bevond zich een oud, gebogen vrouwtje,
dat zelfs niet in staat was de trap van het hôtel zonder hulp op of af te
komen. Was het mogelijk, dat geloofsijver deze O-basan
(grootmoedertje) den top van den berg zou doen bereiken?
Om 3 uur 's middags, met groote stroohoeden op, begonnen wij onzen
rit, die helaas stapvoets moest gaan, opdat de koelies ons konden
bijhouden.
Het begin van den weg was niet bijzonder interessant; we reden door
uitgestrekte, half bebouwde velden met slechts weinig helling. Vóór
ons, in de verte, verrees Fuji, onbereikbaar als een ideaal; wij zagen
eenige witte plekken glinsteren nabij den top en hoopten, dat het
sneeuw zou zijn; deze materieele hoop scheen ons doel nader te
brengen en minder onbereikbaar. Gekomen uit het warme Yokohama,
was het
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.