hijgend open, snelden door met uitgerekte hals, als werden zij door een bende slavenjagers achtervolgd. Gelukkig waren zij niet ver meer van het huisje van de weduwe Massijn verwijderd. Door zijn ontzaglijke ontsteltenis heen, zag Massijn de groene voordeur als een veiligheidshaven opengaan; zijn zuster Fietje, uitgelokt door het gedruis, verwilderd op de drempel verschijnen, in een gebaar van ramp de beide armen openslaan en met een kreet in huis terugsnellen. Een ogenblik later was hij er zelf met zijn prinsen, alle drie, omringd van zijn huilende moeder en zuster, als lam, als levenloos op stoelen neergezakt.
De deur werd door Fietje dichtgeslagen en gegrendeld; het woest gepeupel stroomde dof-joelend om het huisje heen, gelijk een bruisende golf om een klip.
II
Een groot deel van de namiddag bleef de woning van de weduwe Massijn, evenals een huis waar een moord geschied is, aldus met een luidruchtige menigte omzet. Daarbinnen, in de woonkamer, waar de gasten met de huisgenoten aan de dis zaten, beletten de neergelaten rolgordijnen de indringende blikken, maar onrustbarend luid weergalmde af en toe 't geschater en 't gejouw, het schoppen op de muur en 't tikken op de ruiten.
Massijn, nu zijn schrik wat over was, raakte weer opgewonden van verontwaardiging en toorn. Hij vond het een schande, een wraakroepende schande, dat de politie hem tegen de aanrandingen van dat smee...ee...erig gepeupel niet beschermd had; hij sprak van niets minder dan een klacht bij de Minister van Justitie en wellicht bij de Koning zelf in te dienen. En voortdurend, om zichzelf moed te geven, schonk hij zijn glas vol wijn en stootte hij aan tegen de glazen van de prinsen, hen insgelijks met trillend-stotterende stem tot drinken aanmoedigend, beurtelings in het Vlaams en het Frans bluffend uitroepend:
--Wees ma...aar gerust; n'ay...ay...ayez pas peur mes princes; je sau ... aurai bien vous prot��ger co...ontre cette canaille.
Zijn moeder, een dikke zestigjarige vrouw, met een geel gerimpeld gezicht en goedige bruine ogen, die tot nu toe in haar ontsteltenis nog geen klank geuit had, viel hem, met een wanhopige blik op de twee zwarten, in de rede:
--Maar waarom dan ook zo publiek met ze door Akspoele gelopen?
--En dan nog op een zondag, als al het volk op de been is, riep Fietje kribbig.
--Ko ...o...kon ik misschien voorzien da...at dat smee...erig volk zich zo scha...andelijk zou gedragen? sprak driftig Massijn, met een verachtend gebaar naar de vensters.
--Och ge steekt ook altijd zulke konten uit! antwoordde Fietje gebelgd, met vuurrode wangen van tafel opstaand om in de keuken het gebraad te halen.
De beide negers, voortdurend roerloos van schrik op hun stoelen gezeten, aten schier niet, spraken geen woord. Zij luisterden met angstige spanning naar het aanhoudend gedruis in de straat, en van tijd tot tijd liep er een rilling als van koude over hun donkere huid. Tevergeefs poogde Massijn ben op te beuren, hen te doen eten en drinken, hen tot een gesprek uit te lokken: hun bange blik bleef halsstarrig gevestigd op de zich achter de neergelaten gordijnen bewegende schaduwen: hun gehoor was slechts vatbaar voor de onheilspellende geluiden die van buiten daar tot hen binnendrongen. Een paar keren wisselden zij enkele woorden in hun moedertaal, en eindelijk sprak Badoe tot Massijn met doftrillende stem:
--Massa, nous retourner Amertinge.
Massijn, die reeds een weinig door de drank verhit was, maakte een gebaar van opstand. Hij had zich wel voorgesteld, gedurende verscheidene dagen, met zijn prinsen, eerst de bewoners van Akspoele en daarna die der omliggende gemeenten te overbluffen, en de gedachte dat een zo heerlijk plan zou onuitvoerbaar wezen, was voor zijn verwaande hoogmoed onuitstaanbaar. Met nadruk drong hij erop aan dat de prinsen t��ch zouden blijven. Het ware lafheid voor het gebries van zulk een janhagel te vluchten; men moest de stomme smaad het hoofd durven bieden; men moest durven tonen dat men man was.
Hij had opnieuw zijn glas geledigd, hij was gans opgewonden opgestaan en wakkerde de prinsen aan zijn voorbeeld te volgen, en maar terstond stoutweg de voorgenomen namiddagwandeling in het dorp aan te vangen. Zij zouden eerst het huis van Commercie bezoeken, dan Den Appel, dan De Kroon, dan bij enkele voorname ingezetenen ten huize gaan, om zich te tonen. En men zou eens zien of iemand hand of vinger naar hen durfde uitsteken. Reeds had hij beslist zijn hoed opgezet en uit een hoek zijn zwaarste wandelstok gehaald; maar toen de negers, die niets van zijn woorden verstonden, aan zijn manieren en gebaren begrepen waarvan er kwestie was, overweldigde hun een zo hevige schrik, dat zij beiden plotseling in tranen uitbarstten, en zich met de zwarte vingers aan de rand van de tafel vastklampten, als om zich desnoods met geweld tegen de geduchte uitgang te verzetten. En daar tot overmaat de voor de vensters saamgeschoolde menigte, die wellicht iets van Massijns uitval gehoord had, juist op dat ogenblik weer in dreunend hoongejouw
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.