De Zuidster | Page 5

Jules Verne
dezen
leuningstoel zit, terwijl gij uw glaasje gin slurpt en uwe pijp
Hamburgsche tabak rookt; kunt gij u dan ook maar een oogenblik
voorstellen.... voorstellen éen enkel oogenblik slechts.... dat gij mij uwe
dochter ten huwelijk zoudt schenken?"
"Voorzeker, mijnheer Watkins," antwoordde Cyprianus "en nog wel
zonder eenige aarzeling, wanneer ik in u zou ontdekken de
hoedanigheden, die haar geluk moeten verzekeren!"

"Welnu, dan zoudt gij verkeerd handelen, mijn waarde heer, zeer
verkeerd!" hernam Mr. Watkins. "Gij zoudt dan handelen als een man,
die niet waard was de Vandergaarts Kopjesmijn te bezitten, of beter
gesproken, gij zoudt haar dan niet bezitten. Want, wel beschouwd,
denkt gij dat die mijn mij uit de wolken in de hand is komen vallen?
Gelooft gij, dat ik noch beleid, noch geestkracht, noch bedrijvigheid
heb moeten ontwikkelen om haar op te sporen, maar vooral om mij den
eigendom er van te verzekeren?.... Welnu, mijnheer Méré, dat beleid,
dat ik in die gedenkwaardige en beslissende oogenblikken heb getoond
te bezitten, dat beleid zit bij al de daden mijns levens voor, en bovenal
bij al mijne daden, die betrekking op de toekomst mijner dochter
hebben!.... Daarom herhaal ik: schrap de hoop op een huwelijk met
Alice in uwe papieren door!.... Alice is niet voor u bestemd!"
En bij die afdoende uitspraak greep Mr. Watkins zijn glas en ledigde
het in één teug.
De jonge ingenieur, geheel ter neergeslagen, scheen niet te kunnen
antwoorden. Toen de ander dat zag, ging hij min of meer sarrend voort:
"Gij Franschen zijt verwonderlijke kerels. Gij staat voor niets en
twijfelt aan niets, op mijn woord. Wat! gij komt hier zoo onverwachts
uit het binnenste van Grikwaland aan, alsof gij uit de maan gevallen
waart; gij ontmoet een eenvoudig man, die nooit uwen naam gehoord
heeft, die drie maanden geleden nooit over u heeft hooren spreken, die
u zeker geen tienmaal gezien heeft in die negentig dagen. Gij zoekt
hem op en zegt hem: John Stappleton Watkins, gij bezit eene
bekoorlijke dochter, die goed opgevoed is en algemeen als de
kostbaarste parel van het geheele land erkend wordt, en die,--wat
volstrekt niet onaangenaam is--uwe eenige erfgename is wat betreft den
eigendom van de Vandergaarts Kopjes-mijn, van de rijkste mijn niet
alleen van dit land, maar van de geheele wereld. Ik, ik ben de heer
Cyprianus Méré, afkomstig van Parijs en van beroep ingenieur. Ik heb
vier duizend acht honderd francs inkomen!.... Gij zult mij als-je-blieft
dat jonge meisje ten huwelijk geven, opdat ik haar naar mijn land
kunne voeren en opdat gij niet meer over haar zoudt kunnen hooren
spreken, tenzij gij zoudt willen rekenen den brief of het telegram, dat

gij zoo nu en dan eens zoudt mogen ontvangen!..... En gij vindt dat
alles zeer natuurlijk!..... Ik vind 't dol!"
Cyprianus was doodsbleek van zijn stoel opgestaan. Hij greep zijn hoed
en maakte zich gereed heen te gaan.
"Ja, dol!.... uiterst dol!...." herhaalde de pachter. "O, ik ben niet gewoon
de pil, die ik te slikken geef, te vergulden. Ik ben een Engelschman van
den ouden stempel, mijn waarde heer! Zooals ge mij daar ziet, ben ik
veel armer geweest, ja, veel armer dan gij nu zijt. Ik heb zoo wat alle
ambachten bij de hand gehad! Ik was scheepsjongen van een
koopvaardijschip, buffeljager in Dakota, mijnwerker in Arizona, herder
in de Transvaal!.... Ik heb kennis met de hitte, met de kou, en vooral
met de vermoeienis gemaakt. De beschuitkorst, die mij gedurende
twintig jaren tot middagmaal strekte, verkreeg ik niet dan ten koste van
menigen zweetdruppel! Toen ik wijlen mistress Watkins, de moeder
van Alice, de dochter van een Boer van Franschen oorsprong [2],
huwde, toen bezaten wij met ons beiden niet zooveel om eene geit te
kunnen onderhouden! Maar ik heb gewerkt!.... Ik heb den moed niet
verloren!.... Thans ben ik rijk, en wil ik van mijn arbeid genieten!....
Het is mijn plan om mijne dochter bij mij te houden,--om vooral mijn
pootje te verzorgen en om des avonds muziek voor mij te maken, als ik
mij verveel!.... Als zij ooit trouwt, dan zal zij hier trouwen met een
kerel van het land, die zoo rijk is als zij zelve, die pachter of
mijnwerker is, zooals wij het hier allen zijn, en die er niet van reppen
zal om elders te gaan leven als een schooier op eene derde verdieping,
in een land, waarin ik nooit een voet wensch te zetten. Zij zal bij
voorbeeld met James Hilton of met een anderen kerel van gelijken
stempel huwen.... De trouwlustigen, die naar hare hand dingen,
ontbreken niet, dat verzeker ik u! Ik wensch tot schoonzoon een echten
Engelschman, die voor een glas gin niet vervaard is, en die mij onder
het genot van een duchtigen slok bij het rooken eener pijp gezelschap
zal willen houden!"
Cyprianus had reeds de hand aan de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 104
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.