De Zoon van Dik Trom | Page 5

C. Joh. Kieviet
en Trom was daar erg trotsch op. Jammer voor den braven man, dat hij den laatsten tijd zoo doof werd. Kort na Dik's bruiloft was het begonnen, en 't nam met den dag toe, zoodat hij eindelijk bijna niet meer te beschreeuwen was. 't Was voor Griet een verbazende last, want zij hield erg veel van een praatje.
Een paar jaar na Dik's huwelijk had er eene groote gebeurtenis plaats. Dik werd namelijk vader van een zoontje, en hij was daar erg blij om. Toen hij op een avond met paard en kar thuis kwam, vond hij den kleinen kerel al in de wieg liggen, en grootvader en grootmoeder Trom zaten er op een stoel naast en keken met de grootste belangstelling naar hun pasgeboren kleinkind. Grootmoeder Griet vond het een allerliefst schattig kindje, maar grootvader zei geen woord. Hij was blijkbaar in gedachten verdiept, en staarde met open mond den kleinen schreeuwer aan. Want een scheeuwer was het. De oude Trom had een klein, pasgeboren kindje nog nooit zoo hooren schreeuwen. Grootvader vond het erg verwonderlijk, en soms sloeg hij zijne oogen even op en staarde grootmoeder aan met een blik, waarin zoowel verbazing als bewondering opgesloten lag. 't Was hem aan te zien, dat hij in het kind iets gewichtigs zag.
"O, o, wat was Dik blij, toen hij zijn zoontje zag. Zijne ouders feliciteerden hem recht hartelijk, en hij drukte moeder Anneke, die te bed lag, een kus op elke wang. En toen ging hij weer dadelijk naar de wieg, om zijn zoontje in oogenschouw te nemen.
"Wel verschrikkelijk, wat schreeuwt dat kind!" zei Dik, die ook in de grootste verbazing naar het geluid van den nieuwen huisgenoot luisterde. "Moeder, heb ik ook zoo geschreeuwd, toen ik pas in de wereld was?"
"Neen," zei grootmoeder Trom, "jij schreeuwde nooit, dan alleen als je honger hadt."
"Maar dan heeft dat ventje ook honger!" riep Dik met beslistheid uit. "Hei baker, waar zit je? Geef dat kind wat eten!"
Op zijn geroep kwam de baker uit de keuken te voorschijn 't Was vrouw Smul, die ook Dik nog gebakerd had. Zij was nu eene oude vrouw geworden, met bijna geen tand meer in haar mond, en een puntige, vooruitstekende kin. Dik hield in het geheel niet van haar, maar daar zij de eenige baker op het dorp was, moest hare hulp wel ingeroepen worden. Met een vriendelijk lachje feliciteerde zij den gelukkigen vader, en zij haalde het kleine kereltje uit de wieg, en hield hem Dik voor, die nu in de gelegenheid kwam, zijn zoon goed te bezien.
Ten tweeden male wekte het ventje zijn groote verbazing, want zoo dik als hij zelf geweest was, toen hij op de wereld kwam, zoo smal en dun was de kleine. En schreeuwen, schreeuwen dat het kind deed, neen maar, 't ging Diks verwachting verre te boven. Ook grootmoeder en grootvader keken het wichtje met verwondering aan, want zoo dun en mager hadden zij nog nooit een kind gezien.
Dik sloeg van verbazing de handen ineen, en riep uit:
"Neen maar, wat een wonderlijk mager kind is dat! 't Is veel te dun!"
"Maar 't is toch een erg lief kindje," zei Anneke met moedertrots.
"En wat schreeuwt het!" ging Dik voort, "'t Schreeuwt als een speenvarken. Toe baker, geef dat kind dadelijk wat te eten, want zulk geschreeuw is niet uit te houden. Een mensch krijgt er hoofdpijn van."
Grootvader Trom had nog geen woord gesproken, maar eindelijk ging hij naar zijn vrouw, en driftig aan zijn bakkebaardjes plukkende, zei hij op gewichtigen toon:
"Griet, 't is een bizonder kind,--ik zeg een bizonder kind,--en dat is-ie!"
"Ik geloof het ook," zei Dik lachend. "Zoo dun,--en dan dat geschreeuw. 't Is wel bizonder!"
Inderdaad bleken deze twee eigenschappen van den kleine op den duur wel wat bizonder te zijn, want het kind schreide van den morgen tot den avond, en van den avond tot den morgen. Alleen als hij sliep, was hij stil. Hij dronk de eene flesch melk na de andere, maar bleef even dun en mager. En hij schreeuwde om er wanhopig onder te worden. Kreeg hij geen flesch, dan maakte hij een ijselijk misbaar om de aandacht op zich te vestigen, en had hij de flesch leeggedronken, dan vond hij dat weer een reden om zijne stem te verheffen. Maar hij groeide best, al was het alleen in de lengte.
Dik vreesde, dat zijn wieg hem gauw te kort zou worden, en hij ergerde zich den ganschen dag aan de aanwezigheid van de baker. Daar had hij trouwens zijn goede redenen voor, want in den winkel was veel te snoepen, en daar hield vrouw Smul van. Telkens zag Dik, dat zij tersluiks iets in den mond stak, als zij even in den winkel moest wezen, en dat kon Dik niet uitstaan. Eens zag hij, dat zij bij de kistjes vijgen stond en er een handjevol
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 64
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.