om dicht bij de karbiezen te komen, die de begeerde lekkernijen bevatten. En thans bestond er tegen het openen daarvan geen enkele hinderpaal meer.
"Daar dan, jongens, grabbelt maar!" riep Anneke, die tijdens de plechtigheid erg bleek had gezien, maar nu hare frissche kleur langzamerhand terugkreeg, en zij tastte diep in de karbies en strooide de bruidssuikers onder de menigte. Haar voorbeeld werd door Moeder Trom en de andere vrouwen en meisjes gevolgd. Het regende als het ware links en rechts suikergoed, zoodat de jongens op en over elkander buitelden, om toch maar zooveel mogelijk bijeen te grabbelen. 't Was een allerdolst schouwspel. De kinderen hadden nergens meer oog voor, dan voor de uitgestrooide lekkernijen, en zij waren zoo verwoed aan het grabbelen, dat zij den heelen bruidsstoet uit elkaar duwden. Een van de jongens kwam vlak voor de voeten te liggen van Vader Trom, zoodat het weinig scheelde, of deze viel voorover op de straat. Zijn hooge hoed rolde wel twee meter ver voor hem uit en kwam onder een paar jongens terecht, die aan het vechten waren om een suikerboon, waarop zij beiden recht meenden te hebben. De arme hoed kreeg het kwaad te verantwoorden en leek al spoedig meer op een waterhoozer uit een lekke roeiboot, dan op een deftigen hoogen hoed.
Piet van Dril gaf den vechtenden jongens een paar klinkende oorvijgen, die hun met verbazenden spoed het hazenpad deden kiezen. Den hoed bracht hij zooveel mogelijk weer in zijn fatsoen, en zette hem den ouden man op het hoofd.
Van het gemeentehuis wandelde de stoet, steeds vergezeld door de straatjeugd, die met ijzeren volharding het "Bruid, Bruid, strooi wat uit" galmde, naar de kerk, waar het huwelijk ingezegend werd, en van daar naar de versierde schuur.
Den geheelen dag heerschte er groote vreugde. Dik rookte uit een lange Goudsche pijp, die met groen en bloemen was versierd, en de bruid dronk uit een kopje, waarvan het oortje met een rozeknopje en een paar rozeblaadjes prijkte.
't Was een heerlijk feest. 's Middags kwamen vele vrienden en kennissen gelukwenschen, en ook de oude heks van den Achterweg kwam binnen, om bruid en bruidegom de hand te drukken. En in een klein mandje bracht zij zes kippeneitjes mee, als een klein blijk van hare vriendschap en dankbaarheid, want zij was maar een arme, oude vrouw en wilde toch ook zoo graag wat geven.
Dik kreeg het er bijna te kwaad onder, zoo aardig vond hij dat van de goede ziel, en hij pakte het oudje beet en danste met haar in het rond tot groote pret van alle bruiloftsgasten. 's Avonds kwamen twee muzikanten met violen, en toen konden de jongelui dansen naar hartelust, wat zij dan ook deden.
't Was al zeer laat in den avond, en nog was er niemand naar huis gegaan. De oude molenaar was de eerste, die opstond om te vertrekken, en hij klopte Trom op den rug en zeide:
"Dat was nog eens een echte, mooie bruiloft, niet waar?"
En Trom antwoordde, aan zijne bakkebaardjes plukkende:
"Ja, dat is het,--en dat doet het,--maar Dik is ook een bizonder kind,--en dat is-ie!"
Derde Hoofdstuk.
Dik wordt vader, en vrouw Smul begraaft haar neus in een roomtaart.
't Bleef met den winkel onder leiding van Dik en Anneke uitstekend gaan, zoodat men gerust kon voorspellen, dat zij nog eens in goeden doen zouden komen. Nu, Dik werkte dan ook met den grootsten ijver, en als hij de boeren afreed met boodschappen, verving Anneke hem op uitstekende wijze in den winkel. En zij was een zuinig vrouwtje, naar de meening van Dik haast wel een beetje al te zuinig.
"Hoor eens, Anneke," zei hij meer dan eens, "daar moet je toch voorzichtig mee wezen. Zuinig is goed, best zelfs, maar al te zuinig is verkeerd. Komen de vrouwtjes om een pondje van dit of van dat, dan moet je niet bang wezen, dat de schaal even doorslaat. 't Is beter overwicht te geven, dan te klein gewicht. Daar hebben de menschen een hekel aan, en dan gaan ze al gauw naar een anderen winkel, waar de maat wat ruimer is. Heusch, een klein toegiftje doet geen schade, maar voordeel. En komen er kinderen boodschappen halen, geef ze dan een balletje of een pepermunt, of een stukje zoethout, of een vijg. Dat hebben ze graag en dan koopen ze liever hier dan bij een ander."
Anneke gaf aan dien raad gehoor, maar zuinig van aard bleef ze toch, en dat was goed.
In den winkel zag het er keurig netjes uit, en hij was van alle gemakken voorzien. Daar zorgde vader Trom wel voor. Nu hij niets meer te doen had, was de oude liefhebberij voor het timmervak weer bij hem ontwaakt, en liep hij altoos te passen en te meten, te schaven en te hameren. 't Was dan ook, eer een jaar verloopen was, een pracht van een winkel geworden,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.