De Zoon van Dik Trom | Page 4

C. Joh. Kieviet
de
plechtigheid getuige te zijn.
Spoedig verscheen de burgemeester, en nu werden Dik en Anneke in
den echt verbonden. De burgemeester deed nog een hartelijke toespraak
en drukte het bruidspaar de hand.
Pas kwam de stoet weer buiten het raadhuis, of daar galmde het weer,
nu wel uit tweehonderd monden:
"Bruid, Bruid, Strooi wat uit! Bruid, Bruid, Strooi wat uit!"
De lieve straatjeugd drong geweldig op om dicht bij de karbiezen te
komen, die de begeerde lekkernijen bevatten. En thans bestond er tegen
het openen daarvan geen enkele hinderpaal meer.
"Daar dan, jongens, grabbelt maar!" riep Anneke, die tijdens de
plechtigheid erg bleek had gezien, maar nu hare frissche kleur
langzamerhand terugkreeg, en zij tastte diep in de karbies en strooide
de bruidssuikers onder de menigte. Haar voorbeeld werd door Moeder
Trom en de andere vrouwen en meisjes gevolgd. Het regende als het
ware links en rechts suikergoed, zoodat de jongens op en over elkander
buitelden, om toch maar zooveel mogelijk bijeen te grabbelen. 't Was
een allerdolst schouwspel. De kinderen hadden nergens meer oog voor,
dan voor de uitgestrooide lekkernijen, en zij waren zoo verwoed aan
het grabbelen, dat zij den heelen bruidsstoet uit elkaar duwden. Een van
de jongens kwam vlak voor de voeten te liggen van Vader Trom,
zoodat het weinig scheelde, of deze viel voorover op de straat. Zijn
hooge hoed rolde wel twee meter ver voor hem uit en kwam onder een
paar jongens terecht, die aan het vechten waren om een suikerboon,
waarop zij beiden recht meenden te hebben. De arme hoed kreeg het
kwaad te verantwoorden en leek al spoedig meer op een waterhoozer
uit een lekke roeiboot, dan op een deftigen hoogen hoed.
Piet van Dril gaf den vechtenden jongens een paar klinkende oorvijgen,

die hun met verbazenden spoed het hazenpad deden kiezen. Den hoed
bracht hij zooveel mogelijk weer in zijn fatsoen, en zette hem den
ouden man op het hoofd.
Van het gemeentehuis wandelde de stoet, steeds vergezeld door de
straatjeugd, die met ijzeren volharding het "Bruid, Bruid, strooi wat uit"
galmde, naar de kerk, waar het huwelijk ingezegend werd, en van daar
naar de versierde schuur.
Den geheelen dag heerschte er groote vreugde. Dik rookte uit een lange
Goudsche pijp, die met groen en bloemen was versierd, en de bruid
dronk uit een kopje, waarvan het oortje met een rozeknopje en een paar
rozeblaadjes prijkte.
't Was een heerlijk feest. 's Middags kwamen vele vrienden en
kennissen gelukwenschen, en ook de oude heks van den Achterweg
kwam binnen, om bruid en bruidegom de hand te drukken. En in een
klein mandje bracht zij zes kippeneitjes mee, als een klein blijk van
hare vriendschap en dankbaarheid, want zij was maar een arme, oude
vrouw en wilde toch ook zoo graag wat geven.
Dik kreeg het er bijna te kwaad onder, zoo aardig vond hij dat van de
goede ziel, en hij pakte het oudje beet en danste met haar in het rond tot
groote pret van alle bruiloftsgasten. 's Avonds kwamen twee
muzikanten met violen, en toen konden de jongelui dansen naar
hartelust, wat zij dan ook deden.
't Was al zeer laat in den avond, en nog was er niemand naar huis
gegaan. De oude molenaar was de eerste, die opstond om te vertrekken,
en hij klopte Trom op den rug en zeide:
"Dat was nog eens een echte, mooie bruiloft, niet waar?"
En Trom antwoordde, aan zijne bakkebaardjes plukkende:
"Ja, dat is het,--en dat doet het,--maar Dik is ook een bizonder kind,--en
dat is-ie!"

Derde Hoofdstuk.
Dik wordt vader, en vrouw Smul begraaft haar neus in een roomtaart.
't Bleef met den winkel onder leiding van Dik en Anneke uitstekend
gaan, zoodat men gerust kon voorspellen, dat zij nog eens in goeden
doen zouden komen. Nu, Dik werkte dan ook met den grootsten ijver,
en als hij de boeren afreed met boodschappen, verving Anneke hem op
uitstekende wijze in den winkel. En zij was een zuinig vrouwtje, naar
de meening van Dik haast wel een beetje al te zuinig.
"Hoor eens, Anneke," zei hij meer dan eens, "daar moet je toch
voorzichtig mee wezen. Zuinig is goed, best zelfs, maar al te zuinig is
verkeerd. Komen de vrouwtjes om een pondje van dit of van dat, dan
moet je niet bang wezen, dat de schaal even doorslaat. 't Is beter
overwicht te geven, dan te klein gewicht. Daar hebben de menschen
een hekel aan, en dan gaan ze al gauw naar een anderen winkel, waar
de maat wat ruimer is. Heusch, een klein toegiftje doet geen schade,
maar voordeel. En komen er kinderen boodschappen halen, geef ze dan
een balletje of een pepermunt, of een stukje zoethout, of een vijg. Dat
hebben ze graag en dan koopen ze liever hier dan bij een ander."
Anneke gaf aan dien raad gehoor,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 66
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.