eene vijandige houding aannamen, die tocht tamelijk lang duren en zelfs wel lastig en bezwaarlijk worden. Met de stoomboot ging het sneller en zekerder; maar het eigenaardige, zoo zeer gewaardeerde, zoo echt nationale genot van een zeiltochtje over de wijde watervlakte kon de stoomboot slechts ten halve schenken. Niettemin verdient ook nu nog de vaart per boot, over het gebreidelde en gekortwiekte IJ, zeer verre de voorkeur--'t behoeft eigenlijk niet gezegd--boven een rit per spoortrein, die eenvoudig niets is. Wij gaan dus per stoomboot naar Zaandam.
De ligplaats der boot is aan de De-Ruyterkade, een van de nieuwe kaaien, die zich tusschen het oude Amsterdam en het ingekrompen IJ uitstrekken, in dat nieuw aangewonnen gedeelte, dat overigens onder geen enkel opzicht eene aanwinst voor de stad heeten mag. Wij gaan onder de spoorwegviaduct door. Nu ja, let maar niet te veel op die scheuren in de muren, op die verwrongen en uiteengerukte balustraden; zie vooral, als ge aan de andere zijde gekomen zijt, niet om naar dien schromelijk verzakten muur, die zich, als een beschonkene, leunt tegen het aangrenzend koffiehuis; werp maar even een blik op die twee ongelukkige leeuwen, waarvan de een, op den top van den muur tronende, niet zonder alleszins gerechtvaardigde bekommernis omziet naar zijn wegzakkenden makker, die veroordeeld schijnt om in de diepte te verdwijnen. Ziet ge, dat is alles moderne architektuur. En wanneer ge nu soms ouderwetsch genoeg mocht zijn om er u over te ergeren, dat een gebouw, pas voor enkele jaren gesticht, er reeds nu als eene ru?ne uitziet,--altijd minus het schilderachtige en eerwaardige--bedenk dan, dat onze eeuw, ook in de kunst, voor en bij den dag leeft en dat zij het kinderachtige denkbeeld om monumenten voor de eeuwigheid te scheppen, sinds lang heeft laten varen.
Ja, ik begrijp uw hoofdschudden en volg de richting van uw waarschuwend opgeheven vinger. Ja, het is zoo: bijna in onze onmiddellijke nabijheid staan daar twee monumenten, die mijne lichtvaardig uitgesproken beschuldiging volkomen schijnen te niet te te doen: het nieuwe, bijna voltooide centraal-station en de nog in aanbouw zijnde nieuwe katholieke kerk aan de Prins-Hendrikkade. Nu, ik geef u volmondig toe, dat beide gebouwen een monumentaal karakter dragen en, de kerk niet het minst, der stad tot sieraad strekken. Wij zullen nu maar niet spreken van verzakkingen of verschuivingen onder of bij het station, en op de verzekering van deskundigen gelooven, dat een loos, minstens een zeer overdreven alarm is gemaakt; ook zullen wij de dwaze vraag niet doen, of de stijl, waarin het gebouw is ontworpen, eigenlijk wel voegt voor een station. Ge zult toch wel met mij overtuigd zijn dat er geen afzonderlijke stijl bestaat voor elke bijzondere soort van gebouwen;--hetgeen natuurlijk in het minst geen afbreuk doet aan den eisch, dat elk gebouw ook in zijn uitwendig voorkomen en architektonische vormen den stempel moet dragen van zijne bestemming. In elke periode, die inderdaad een eigen bouwstijl, een eigen architektuur had, werd dan ook alles in dien stijl gebouwd; toen de gothiek in westelijk Europa bloeide, werden niet alleen kathedralen en kerken, maar ook paleizen, raadhuizen en gewone woningen in dien stijl gebouwd: waaruit wederom natuurlijk niet volgde dat eene kerk er uitzag als een raadhuis, of eene adellijke huizinge als een klooster. Dat wij, bij gothische architektuur, terstond aan kerkelijke bouwkunst denken, en aan die architektuur een uitsluitend kerkelijk karakter toekennen, zal misschien wel voornamelijk hieraan te wijten zijn, dat in ons land, hetwelk eerst laat tot die mate van welvaart en maatschappelijke ontwikkeling gekomen is, die het der kunst mogelijk maakte ook hier eenigermate de plaats in te nemen, welke zij elders reeds sinds lang ingenomen had; dat in onze noordelijke nederlandsche gewesten uit het tijdvak der gothiek schier geene andere monumenten van eenige beteekenis over zijn, dan juist kerken.--Doch laat ons het in ieder geval monumentale stationsgebouw laten rusten, en alleen den wensch uitspreken, dat het voor rampen en tegenspoeden bewaard moge blijven, en dat ook hier "zoo veel houts van onder" bestand moge blijken om "zoo veel steens omhoog" te dragen.--Nu er op de kerk gewezen is, mogen wij van haar niet geheel zwijgen. En in waarheid, zij belooft niet eene van de minste te worden onder de fraaie katholieke kerken, die in de laatste jaren te Amsterdam zijn verrezen. Hoe schilderachtig schoon staat zij daar, met haar hoogen koepel en haar beide torens de omgeving, ja geheel dit gedeelte der stad beheerschende. Van welken kant ge ook langs het IJ de stad nadert, aanstonds valt deze trotsche, majestueuse kerk u in het oog, het vergulde kruis op haar koepel ten hemel verheffende; en zoodra ge uit het tegenwoordige station naar buiten treedt om de stad in te gaan, is zij het wederom die het eerst uwe aandacht trekt. Indien, na de voltooiing, het inwendige aan den welhaast voltooiden gevel beantwoordt, dan
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.