De Zaan en Waterland: Een kijkje in Noord Holland | Page 8

Not Available
pijn beide de dood bezuuren. En 't ongebooren kind heeft geleefd maanden negen, Is doen mede gerust; genieten 's Heeren zegen.
Door 't woede van de stier werd Jacobs egte wijf Een kraamvrouw in het veld, een weeuw' en zielloos lijf'.
Hier onder leyd de moer en vaar En d'ongebooren bij malkaar.
Men moet wel aannemen dat deze droevige gebeurtenis inderdaad een buitengewonen indruk op de bewoners van Zaandam heeft gemaakt, want zij werden niet moede, die in alle bijzonderheden af te beelden. Vooreerst had men de schilderij in de kerk, welke daaraan den zonderlingen naam van de Bullekerk had te danken. Eerst in 1834 schijnen kerkvoogden tot het inzicht te zijn gekomen dat deze schilderij minder eigenaardig in eene kerk tehuis behoorde; althans in dat jaar werd zij overgeverfd; het stuk, dat nog in de kerkekamer hangt, is eene kopie. Doch niet alleen op deze schilderij, maar op doek en papier, op koper en in houtsnede, op schotels, borden, koppen, theeblaadjes en tal van andere voorwerpen werd dit tafreel van "Stiers wreedheyd" voorgesteld; bij herhaling werd dit feit beschreven, bezongen, en in prent gebracht; zelfs had men bekertjes en andere dingen uit de horens van den beroemden stier vervaardigd.
Doch reeds vraagt gij, met eenig ongeduld, wanneer wij de groote merkwaardigheid van Zaandam, het huisje van Tsaar Peter, zullen gaan zien. Immers, de vreemdelingen, die Zaandam bezoeken, doen het in de eerste plaats ter wille van deze relikwie; en wanneer, bij het uitstappen uit den trein aan het stille station, of bij het verlaten van de boot aan de drukker en levendiger sluis, een gids of commissionair, aan uw vragend rondzienden blik bemerkende dat ge vreemdeling zijt, u zijn diensten komt aanbieden, dan zal hij dadelijk voorstellen, naar het klassieke huisje te gaan. Nu, al hebben wij daarmede minder haast gemaakt, al dunkt ons Zaandam zelf ruim zoo merkwaardig als het huisje waarin de russische alleenheerscher eenige dagen doorbracht, toch mogen wij niet verzuimen, deze merkwaardigheid in oogenschouw te gaan nemen.
Het huisje staat in eene achterbuurt--die echter in Peters dagen geene achterbuurt was--letterlijk verloren te midden van andere woningen en tuintjes. Wij gaan door een paar smalle steegjes, over een paar hooge smalle houten brugjes, en hebben weldra de beroemde plek bereikt. Wij treden door een hokje op eene soort binnenplaats, en zien daar een laag steenen gebouwtje met een rood pannen dak voor ons: dat is echter het huisje zelf niet, maar een soort van overdak, dat om en over het huisje heen is gebouwd, om het voor volkomen ondergang te bewaren: de schrijn waarin de relikwie geborgen is. En deze voorzorg is inderdaad niet overbodig: het huisje, dat geheel uit ruwe planken is opgetrokken, staat zoo scheef en ziet er zoo bouwvallig uit, dat het zonder deze bedekking waarschijnlijk reeds voor de vijandige werkingen van weer en wind bezweken zou zijn. Tusschen die omkleeding en het huisje zelf is een gangpad opengehouden, zoodat wij de relikwie aan alle kanten kunnen bekijken. Wij treden binnen. De hut, want een anderen naam verdient dit krot waarlijk niet, bestaat uit twee vertrekken, het eene iets grooter dan het andere, maar beiden zonder eenig sieraad, tenzij ge de met tegeltjes bekleede schouw als zoodanig mocht laten gelden. Het ameublement, eene vierkante houten tafel en een paar zeer ongemakkelijke houten stoelen, is meer dan eenvoudig; een ladder voert naar den zolder. In een woord: het is een verblijf, waarin de armste daglooner van den tegenwoordigen tijd zich kwalijk schikken zou. Een eenigszins zonderlingen indruk maken, bij deze kale armoede der woning, de later aangebrachte versieringen: schilderijen en platen, portretten van Peter?I of voorstellingen op hem betrekking hebbende; opschriften, gedenksteenen en andere voorwerpen van dien aard. Boven de schouw prijkt de wit marmeren tafel met de inscriptie Petro Magno Alexander, door Keizer Alexander?I, tijdens zijn bezoek te Zaandam in 1814, met eigen hand in den wand geplaatst; men wijst u nog het bankje, waarop de Keizer bij die gelegenheid zal hebben gestaan. Voorts een gedenksteen van Koning Willem?I en van de toenmalige Prinses van Oranje, later Koningin Anna Paulowna, en nog enkele andere vorstelijke souvenirs. Dat overal de houten wanden met namen zijn bekrabbeld, behoef ik wel niet te zeggen: dat kinderachtig bedrijf schijnt voor een groot aantal menschen eene onwederstaanbare verzoeking te zijn. Onder de inscripties bevindt zich ook dat vers van den russischen staatsraad Schukowski, waarvan de hollandsche vertolking door Van Lennep in geene beschrijving van het Petershuisje ontbreken mag. Het gedicht werd geschreven tijdens het bezoek van den toenmaligen Tsarewitsch, den lateren Keizer Alexander ?II; de hollandsche vertaling of bewerking luidt aldus:
Buig in deez' arme hut, waar de englen Gods omzweven, Buig, Grootvorst, hier het hoofd in stillen ootmoed neer: Zij was de wieg uws rijles, ze omsloot de kiem weleer, Die grootheid moest aan Rusland geven.
Dit zweemt naar bombast, niet waar? En dat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 33
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.